ECLI:NL:HR:2005:AT4548

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/101HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en de status van een zwembad als bedrijfsruimte onder het Burgerlijk Wetboek

In deze zaak heeft de stichting Stichting Actief Buitensporten (ABS) cassatie ingesteld tegen de Gemeente Bladel en een tweede verweerder, die niet verschenen is. De zaak betreft de huur van een gemeentelijk openluchtzwembad, 'De Smagtenbocht', door ABS. ABS had een verzoek ingediend bij de kantonrechter om de termijn voor ontruiming van het zwembad te verlengen, omdat de Gemeente had aangekondigd dat de huurrelatie per 1 januari 2003 zou eindigen. De kantonrechter heeft het verzoek van ABS afgewezen, maar de ontruimingsbescherming tot 1 januari 2004 verlengd. ABS ging in hoger beroep, maar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch bekrachtigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het hoger beroep ontvankelijk.

In cassatie heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of het zwembad als bedrijfsruimte kan worden aangemerkt volgens artikel 7:290 BW. De Hoge Raad oordeelde dat de exploitatie van het zwembad niet valt onder de definitie van bedrijfsruimte zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de exploitatie van het zwembad het doel van de huurovereenkomst vormt en dat de horecavoorzieningen, zoals de kiosk en de winkel in duikersbenodigdheden, ondergeschikt zijn aan de exploitatie van het zwembad. De Hoge Raad heeft het beroep van ABS verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

23 september 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/101HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
de stichting STICHTING ACTIEF BUITENSPORTEN,
gevestigd te Bladel,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
1. DE GEMEENTE BLADEL,
gevestigd te Bladel,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk,
e n
2. [verweerder 2], handelende onder de naam [duikwinkel],
wonende te Riethoven,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 1 augustus 2003 ter griffie van de rechtbank, sector kanton, te 's-Hertogenbosch, zittingsplaats Eindhoven, ingediend verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: ABS - zich gewend tot de kantonrechter aldaar en op de voet van art. 7:230a BW voorwaardelijk verzocht de termijn, waarbinnen de ontruiming van het gemeentelijk openluchtbad met bijbehorend complex op het sportpark "De Smagtenbocht" te Bladel moet plaatsvinden, te verlengen.
Verweerster in cassatie sub 1 - verder te noemen: de Gemeente - heeft het verzoek bestreden en de kantonrechter verzocht ABS te veroordelen het gehuurde te ontruimen en te verlaten en uiterlijk 1 oktober 2003 dan wel op een in goede justitie te bepalen datum ter vrije en algehele beschikking van de Gemeente te stellen.
De kantonrechter heeft bij beschikking van 29 oktober 2003:
-de ontruimingsbescherming ten aanzien van het openluchtzwembadcomplex "De Smagtenbocht" tot 1 januari 2004 verlengd;
-bepaald dat de Gemeente voor het jaar 2003 de laatstelijk overeengekomen exploitatiebijdrage dient te voldoen, alsmede dient te voldoen aan haar onderhoudsverplichtingen ingevolge het tussen partijen gesloten contract;
-bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt, en
-het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de ABS hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Bij beschikking van 8 juni 2004 heeft het hof:
- het hoger beroep ontvankelijk verklaard;
- voor zover in de beschikking op het primaire verzoek is beslist, deze beslissingen bekrachtigd;
- verstaan dat geen hoger beroep openstaat voor zover in de beschikking waarvan beroep is beslist op het subsidiaire verzoek tot verlenging van de schorsing van de ontruimingsverplichting, en
- verstaan dat er geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft ABS beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft verzocht het beroep te verwerpen.
Verweerder in cassatie sub 2 - verder te noemen: [verweerder 2] - is in cassatie niet verschenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van ABS heeft bij brief van 28 april 2005 op die conclusie gereageerd.
De eisen van een goede procesorde brengen mee dat, nadat de conclusie is genomen, geen plaats is voor aanvulling van de stukken van het geding. Voor zover in deze brief wordt verwezen naar daaraan gehechte stukken, zal de Hoge Raad daarop dan ook geen acht slaan.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) ABS exploiteert het gemeentelijke openluchtzwembad "De Smagtenbocht" in Bladel. In het kader daarvan huurt ABS het zwembadcomplex sinds 1992 van de Gemeente.
(ii) Op het terrein van het zwembadcomplex is ten behoeve van de exploitatie van het bad een kiosk geplaatst van waaruit versnaperingen worden verkocht aan de badgasten.
(iii) In het zwembadcomplex bevinden zich ruimten die ABS onderverhuurt aan [verweerder 2], die daarin een winkel in duikersbenodigdheden exploiteert. Deze winkel die, anders dan het zwembadcomplex, het gehele jaar is geopend, is bereikbaar vanaf de straatzijde en derhalve toegankelijk buiten het zwembad om. De winkel is verweven met de exploitatie van het zwembad.
(iv) De Gemeente heeft op 22 juni 1998 de huurovereenkomst "pro forma" tegen 1 januari 2000 opgezegd in verband met het voornemen om het te laten komen tot de bouw van een tennishal of een multifunctioneel gebouw op het complex, waarbij onzeker was of de exploitatie van het zwembad zou kunnen worden voortgezet. Daarna hebben de Gemeente en ABS nog twee maal de huurovereenkomst voor een bepaald tijdvak verlengd. De tweede verlenging betrof het tijdvak tot 1 januari 2003.
(v) Op 19 december 2002 heeft de Gemeenteraad van Bladel besloten dat het openluchtzwembad moet worden gesloten. Vervolgens heeft de Gemeente, zich op het standpunt stellende dat de huurrelatie met ABS met ingang van 1 januari 2003 was geëindigd, op 21 mei 2003 aan ABS ontruiming aangezegd tegen 2 juni 2003.
3.2 ABS deed het verzoek aan de kantonrechter tot verlenging van de ontruimingstermijn op de voet van art. 7:230a BW als hiervoor onder 1 bedoeld voorwaardelijk, omdat zij zich primair op het standpunt stelde dat het gehuurde moet worden aangemerkt als bedrijfsruimte als bedoeld in art. 7:290 lid 2 BW en dat de huurovereenkomst ook na 1 januari 2003 is blijven doorlopen. Dit primaire standpunt is zowel door de kantonrechter als, in hoger beroep, door het hof verworpen.
3.3 Middel I bestrijdt de rov. 4.5 - 4.6.3 van het arrest waarin het hof de redenen heeft vermeld voor zijn oordeel dat het gehuurde geen bedrijfsruimte is als bedoeld in art. 7:290 BW. Het klaagt dat het hof blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de onderhavige gebouwde onroerende zaak, die krachtens de huurovereenkomst bestemd is voor de exploitatie van een zwembad, geen bedrijfsruimte is als bedoeld in art. 7:290 BW, hoewel daarin een kiosk aanwezig is en een duikwinkel die met toestemming van de Gemeente aan [verweerder 2] is onderverhuurd, terwijl zowel de kiosk als de duikwinkel bedrijfsruimten zijn als in dat artikel bedoeld. Volgens het middel verschilt een zwembad met dergelijke faciliteiten niet op essentiële punten van bijvoorbeeld een kampeerbedrijf met zwembad dat, aldus het middel, wel een bedrijfsruimte is als in art. 7:290 BW bedoeld.
3.4 Deze klacht is ongegrond. De in het tweede lid van het op 1 augustus 2003 in werking getreden art. 7:290 BW gegeven definitie van "bedrijfsruimte" bevat, evenals die in het tweede lid van het voorheen geldende art. 7A:1624 BW, een limitatieve opsomming van bedrijfssoorten. Sportgelegenheden als zwembaden vallen buiten de in art. 7:290 lid 2 BW opgesomde categorieën. Op de huur en verhuur van bedrijfsruimte die krachtens de huurovereenkomst bestemd is tot exploitatie van een zwembad is de in Afdeling 6 van Titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek neergelegde wettelijke regeling dan ook niet van toepassing. Het hof heeft - in cassatie onbestreden - vastgesteld dat de exploitatie van het zwembad het doel van de huurovereenkomst vormt, dat de horecavoorziening van de kiosk en de winkel in duikersbenodigdheden daaraan dienstig en ondergeschikt zijn en dat het verhuurde complex ook feitelijk in overwegende mate wordt gebruikt voor een ander doel dan de uitoefening van een bedrijf in de zin van art. 7:290 BW. Terecht heeft het bij die stand van zaken geoordeeld dat ABS geen bedrijfsruimte als bedoeld in art. 7:290 BW van de Gemeente huurt. Voorzover middel I klaagt dat het daarin bestreden oordeel van het hof onvoldoende gemotiveerd is, faalt ook die klacht, nu het oordeel van het hof dat ABS geen bedrijfsruimte als in art. 7:290 BW bedoeld van de Gemeente huurt, in het licht van de gedingstukken niet onbegrijpelijk is.
3.5 De in de overige middelen aangevoerde klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt ABS in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 333,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris en aan de zijde van Welter begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op
23 september 2005.