ECLI:NL:HR:2005:AT4542

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/078HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en alimentatiegeschil tussen Belgische partijen

In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen twee Belgische partijen, de man en de vrouw, die beiden in België wonen. De vrouw heeft op 19 november 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage met het verzoek om echtscheiding en om een nevenvoorziening in de vorm van een uitkering tot levensonderhoud van € 600,-- per maand, uitvoerbaar bij voorraad. De man heeft het verzoek tot alimentatie bestreden. De rechtbank heeft op 16 mei 2003 de echtscheiding uitgesproken en de alimentatie voor de vrouw vastgesteld op € 345,-- per maand, met ingang van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, specifiek tegen de vaststelling van de alimentatie. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft op 31 maart 2004 de bestreden beschikking bekrachtigd, voor zover deze aan zijn oordeel was onderworpen. Tegen deze beschikking heeft de man cassatie ingesteld, terwijl de vrouw incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. Beide partijen hebben verzocht om het beroep te verwerpen.

De Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade heeft in zijn conclusie zowel in het principale als in het incidentele beroep tot verwerping geadviseerd. De Hoge Raad heeft op 8 juli 2005 in het principale en incidentele beroep het beroep verworpen. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en verdere motivering was niet nodig, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

8 juli 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/078HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats], België,
VERZOEKER tot cassatie,
incidenteel verweerder,
advocaat: mr. M.N.G.N.H. Brech,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats], België,
VERWEERSTER in cassatie,
incidenteel verzoekster,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 19 november 2002 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht echtscheiding tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - uit te spreken met als nevenvoorziening de vaststelling van een uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw ten laste van de man op € 600,-- per maand, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De man heeft het alimentatieverzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 16 mei 2003 echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de alimentatie voor de vrouw met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand vastgesteld op € 345,-- per maand en deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Tegen deze beschikking heeft man, wat de vaststelling van de alimentatie voor de vrouw betreft, bij het gerechtshof te 's-Gravenhage hoger beroep ingesteld. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 31 maart 2004 heeft het hof in het principale en het incidentele hoger beroep de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift houdende het incidentele beroep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt zowel in het principale als in het incidentele beroep tot verwerping daarvan.
3. Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad,
in het principale beroep en in het incidentele beroep,
verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 8 juli 2005.