ECLI:NL:HR:2005:AT4538

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/139HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in civiele zaak over vordering tot betaling en conservatoire beslagen

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.A. van der Niet, verweerder in cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, een vordering ingesteld bij de rechtbank te 's-Gravenhage. De eiseres vorderde een betaling van ƒ 82.176,27, vermeerderd met wettelijke rente, en de verklaring van waarde van conservatoire beslagen. De rechtbank heeft op 1 februari 1989 de vorderingen toegewezen. Verweerder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat in verschillende tussenarresten bewijslevering heeft gelast en deskundigenonderzoek heeft bevolen. Uiteindelijk heeft het hof op 18 februari 2004 het vonnis van de rechtbank vernietigd en verweerder veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 20.156,60, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Eiseres heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 1.191,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, zonder dat nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

23 september 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/139HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 16 juli 1987 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voor zover wettelijk geoorloofd uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van ƒ 82.176,27, te vermeerderen met de wettelijke rente van 8% 's jaars vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening. Voorts dat van waarde wordt verklaard de in de dagvaarding vermelde conservatoire beslagen, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van het geding, die van voormelde beslagen daaronder begrepen.
[Verweerder] heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 1 februari 1989 de vorderingen toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij tussenarrest van 24 april 1991 heeft het hof [verweerder] tot bewijslevering toegelaten en partijen uitgenodigd zich bij akte uit te laten over het voorgenomen deskundigenonderzoek. Bij tussenarrest van 17 januari 1995 heeft het hof een schriftelijk deskundigenbericht gelast, een deskundige benoemd en een aantal vragen geformuleerd. Na deskundigenbericht heeft het hof bij tussenarrest van 3 december 2003 een comparitie van partijen gelast en bij eindarrest van 18 februari 2004 het vonnis van de Rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [verweerder] veroordeeld om aan [eiseres] te betalen een bedrag van ƒ 20.156,60 ofwel € 9.146,67 met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juli 1987, dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de in het dictum van het arrest vermelde conservatoire beslagen van waarde verklaard, de proceskosten van zowel de eerste aanleg als in hoger beroep tussen partijen gecompenseerd en bovendien 50% van de kosten van het expertiserapport, en aan partijen het meer of anders gevorderde ontzegd.
De arresten van het hof van 24 april 1991, 17 januari 1995, 3 december 2003 en 18 februari 2004 zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de vier vermelde arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 28 april 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.191,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman op 23 september 2005.