ECLI:NL:HR:2005:AT4491
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Waardevermindering recht op levering aandelen en deelnemingsvrijstelling in vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X N.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 november 2003, betreffende de vaststelling van het verlies in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997. De Inspecteur had gelijktijdig met de aanslag in de vennootschapsbelasting het verlies vastgesteld op ƒ 8.900.941. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de Inspecteur deze beschikking, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft de feiten als volgt vastgesteld: belanghebbende houdt alle aandelen in A N.V. en vormt met haar een fiscale eenheid. Op 1 december 1997 sloten A en B AG een overeenkomst voor de overdracht van distributieactiviteiten aan dochtermaatschappij C, en de overdracht van aandelen in C aan B. De Hoge Raad oordeelt dat de overeenkomst gericht was op de verkrijging van aandelen in C door B, en dat de waardedaling van het recht op de aandelen in B onder de deelnemingsvrijstelling valt. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk is en dat de middelen van belanghebbende falen.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 22 april 2005.