ECLI:NL:HR:2005:AT4464
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.H. Koster
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en verhoging wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 2 november 2001, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992. Aan belanghebbende was een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 87.208, gevolgd door een navorderingsaanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 168.158. De navorderingsaanslag werd vergezeld van een verhoging van honderd procent, waarvan de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag een kwijtschelding van vijftig procent verleende. Dit resulteerde in een resterende verhoging van ƒ 24.088. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging, handhaafde de Inspecteur zijn beslissing. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde voor de enkelvoudige belasting, maar de verhoging verminderde tot ƒ 12.044.
Belanghebbende stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond, maar vernietigde de uitspraak van het Hof enkel voor wat betreft de verhoging. De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in cassatie, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hierdoor werd de verhoging verder kwijtgescholden tot een bedrag van ƒ 10.839 (€ 4918,52).
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling met zich meebrachten. De proceskosten werden niet toegewezen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, samen met de vice-president F.H. Koster en de raadsheren P.J. van Amersfoort, P. Lourens en J.W. van den Berge, en werd openbaar uitgesproken op 22 april 2005.