ECLI:NL:HR:2005:AT4320
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie
In deze zaak gaat het om een herziening van een vonnis van de Rechtbank te Groningen, waarbij de aanvrager op 4 juli 2002 was veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De aanvrager, geboren in 1956 en verblijvende in de Penitentiaire Inrichting 'Esserheem' te Veenhuizen, heeft een aanvraag tot herziening ingediend. De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De Hoge Raad stelt vast dat de aanvrage tot herziening niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 457 Sv, dat bepaalt dat er sprake moet zijn van nieuwe bewijsmiddelen die niet eerder zijn gebleken tijdens het onderzoek op de terechtzitting. De aanvrager heeft in zijn verzoek geen omstandigheden aangevoerd die kunnen leiden tot een vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging.
De Hoge Raad concludeert dat de aanvrage niet-ontvankelijk is, omdat deze niet voldoet aan de wettelijke eisen. De beslissing van de Hoge Raad is op 12 april 2005 uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, en de aanvrage tot herziening is afgewezen.