ECLI:NL:HR:2005:AT4038
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie in een geschil over de verdeling van gemeenschappelijk eigendom na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door de man tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De man en de vrouw, die in gemeenschap van goederen waren getrouwd, zijn verwikkeld in een geschil over de verdeling van hun gemeenschappelijk eigendom na hun echtscheiding. De vrouw had de man gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht en vorderde onder andere medewerking aan de verdeling van de gemeenschappelijke zaken en vergoeding van kosten die zij had gemaakt voor de echtelijke woning. De man heeft de vorderingen bestreden en in reconventie schadevergoeding gevorderd voor ontvreemde goederen.
Na verschillende tussenvonnissen heeft de rechtbank op 19 januari 2000 een eindvonnis gewezen waarin de verdeling van het gemeenschappelijk eigendom werd gelast. De man ging in hoger beroep, maar het gerechtshof verklaarde hem niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep omdat hij geen conclusie van eis had genomen. Hierop heeft de man cassatie ingesteld, terwijl de vrouw incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.