ECLI:NL:HR:2005:AT4005
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Doorzoeking in auto en rechtvaardiging van de bevoegdheid onder de Opiumwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en had beroep in cassatie ingesteld. De kern van de zaak betrof de rechtmatigheid van de doorzoeking van de auto van de verdachte, waarin een gebruikershoeveelheid wiet was aangetroffen. De raadsman van de verdachte betoogde dat deze hoeveelheid onvoldoende was om de doorzoeking te rechtvaardigen. Het hof had echter geoordeeld dat de bevoegdheid tot doorzoeking niet afhankelijk was van de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld. De Hoge Raad concludeerde dat de verbalisanten op basis van artikel 9 van de Opiumwet bevoegd waren om de auto verder te onderzoeken, gezien het redelijk vermoeden van een strafbaar feit. Het beroep in cassatie werd verworpen, omdat er geen gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere veroordeling van de verdachte en de rechtmatigheid van de doorzoeking.