ECLI:NL:HR:2005:AT3999
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Uithuisplaatsing van minderjarige en onttrekking aan opzicht
In deze zaak gaat het om de onttrekking van een minderjarige aan het opzicht van de gezinsvoogdijinstelling, die op basis van een machtiging van de kinderrechter was geplaatst in een crisisvoorziening. De verdachte, de moeder van de minderjarige, heeft haar dochter eigenmachtig uit deze voorziening gehaald en ondergebracht op verschillende adressen. De Hoge Raad oordeelt dat de opvatting dat er ten tijde van de uithuisplaatsing geen sprake was van opzicht, onjuist is. De Hoge Raad bevestigt dat de gezinsvoogdijinstelling, ondanks de machtiging, verantwoordelijk bleef voor het opzicht over de minderjarige. De enkele wens van de minderjarige om bij de verdachte te blijven, kan niet worden aangemerkt als zorgvuldige hulpverlening, zoals bedoeld in artikel 280 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie kan leiden. De uitspraak van het Hof, die de verdachte heeft veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf, blijft in stand.