ECLI:NL:HR:2005:AT3568
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een verkeersboete wegens onbekende bestuurder
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2005 uitspraak gedaan over een herzieningsaanvraag van een aanvrager die was veroordeeld voor een overtreding van artikel 20, aanhef en sub a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De aanvrager stelde dat de overtreding niet door hem, maar door een ander was begaan. De Hoge Raad oordeelde dat op basis van artikel 181, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) de straf kan worden opgelegd aan de eigenaar of houder van het motorrijtuig indien de bestuurder onbekend is gebleven, tenzij de eigenaar of houder de naam en het adres van de bestuurder uiterlijk ter terechtzitting bekendmaakt. De aanvrager had niet aangetoond dat hij aan deze voorwaarde voldeed, waardoor zijn herzieningsaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard.
De zaak betreft een geldboete van € 432,- die de aanvrager had gekregen, subsidiair 8 dagen hechtenis. De aanvrager had een schriftelijke verklaring overgelegd van een derde, die stelde dat zij op het moment van de overtreding de auto van de aanvrager bestuurde. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze verklaring niet als nieuw bewijs kon worden aangemerkt, omdat de aanvrager niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een herzieningsaanvraag. De Hoge Raad benadrukte dat de aanvrager niet kon terugkomen op de veroordeling door te stellen dat een ander de overtreding had begaan, aangezien hij niet tijdig de identiteit van de bestuurder had bekendgemaakt.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de strikte toepassing van de regels omtrent herziening in verkeerszaken, waarbij de verantwoordelijkheid van de eigenaar of houder van het voertuig centraal staat. De beslissing onderstreept het belang van tijdige en correcte informatieverstrekking tijdens de rechtsgang.