ECLI:NL:HR:2005:AT3497

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/124HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake contractuele verplichtingen en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.H.E. Wanrooij, verweerder gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar. Eiseres vorderde een betaling van ƒ 88.118,12, vermeerderd met contractuele rente en wettelijke rente, alsook proceskosten. Verweerder heeft de vordering bestreden en in reconventie ontbinding van de overeenkomst gevorderd, met een schadevergoeding van 50% van de totale aanneemsom. De rechtbank heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en later een deskundigenbericht bevolen. Bij eindvonnis van 11 juli 2002 werd verweerder veroordeeld tot betaling aan eiseres, maar ook eiseres werd in reconventie veroordeeld tot betaling aan verweerder. Verweerder ging in hoger beroep, en het gerechtshof te Amsterdam heeft op 27 november 2003 het eindvonnis gedeeltelijk vernietigd en de contractuele rente aangepast. Eiseres heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarbij verweerder niet verschenen was. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

24 juni 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/124HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.E. Wanrooij,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 25 mei 1999 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar en gevorderd [verweerder] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van ƒ 88.118,12, verhoogd met de contractuele rente van 1% per maand over ƒ 72.806,59 en de wettelijke rente over het restant van de vordering, een en ander vanaf 15 mei 1999 tot aan de dag der algehele voldoening en met de proceskosten waaronder begrepen de kosten van het te dezen gelegde conservatoire beslag.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden en zijnerzijds in reconventie gevorderd:
primair: te ontbinden de overeenkomst tot aanname van werk, dit op grond van (toerekenbare) tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, met veroordeling van [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een schadevergoeding ten hoogte van 50% van de totale aanneemsom, zijnde ƒ 59.482,50, althans een bedrag dat de rechtbank redelijk voorkomt, alsmede de schade verband houdende met genoemd renteverlies, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 1998 tot de dag der algehele voldoening met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, en
subsidiair: [eiseres] te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst met oplegging van een dwangsom van ƒ 10.000,-- voor elk dagdeel dat zij na betekening van het vonnis weigerachtig blijft aan de inhoud van het vonnis te voldoen, met veroordeling van [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een schadevergoeding ten hoogte van 50% van de totale aanneemsom, zijnde ƒ 59.482,50, althans een bedrag dat de rechtbank redelijk voorkomt, alsmede de schade verband houdende met genoemd renteverlies, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 1998 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
[Eiseres] heeft de vorderingen in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 26 augustus 1999 een comparitie van partijen gelast en bij tussenvonnis van 10 augustus 2000 [eiseres] tot bewijslevering toegelaten. Na enquête heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 1 maart 2001 een deskundigenbericht bevolen, een deskundige benoemd en een aantal vragen geformuleerd. Na deskundigenbericht heeft de rechtbank bij eindvonnis van 11 juli 2002 in conventie [verweerder] veroordeeld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen € 33.038,19 (ƒ 72.806,59), vermeerderd met de contractuele rente over dit bedrag vanaf 25 mei 1999 tot aan de dag van voldoening. In reconventie heeft de rechtbank [eiseres] veroordeeld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te betalen € 7.959,30, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 oktober 1998 tot aan de dag van voldoening, in conventie en in reconventie dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen het in conventie en in reconventie tussen partijen gewezen eindvonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Eiseres] heeft incidenteel hoger beroep tegen alle vonnissen ingesteld.
Bij arrest van 27 november 2003 heeft het hof in het principale en in het incidentele beroep het eindvonnis van 11 juli 2002, voor zover daarbij in conventie de contractuele rente over € 33.038,19 vanaf 25 mei 1999 is toegewezen, vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de contractuele rente over een bedrag van € 6.046,20 vanaf 8 december 1998 tot aan de volledige voldoening toegewezen, zowel het eindvonnis voor het overige als de tussenvonnissen van 10 augustus 2000 en 1 maart 2001 bekrachtigd, en in beide beroepen de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
[Eiseres] heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 juni 2005.