ECLI:NL:HR:2005:AT3273
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens vervalste betaalpas en valsheid in geschrift
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager was eerder veroordeeld voor 'medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalste betaalpas' en 'valsheid in geschrift', met een gevangenisstraf van achttien maanden. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op nieuwe bewijsmiddelen die niet tijdens de oorspronkelijke rechtszaak aan de orde waren gekomen. De aanvrager stelde dat, indien het Hof op de hoogte was geweest van deze nieuwe informatie, de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage en concludeerde dat de nieuwe omstandigheden, zoals vastgelegd in een proces-verbaal van de politie, niet voldoende waren om de herziening te rechtvaardigen. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter die de veroordeling had uitgesproken al op de hoogte was van de relevante feiten, aangezien er al een ander proces-verbaal in het dossier aanwezig was dat dezelfde aanhouding beschreef. Hierdoor was de aanvrage kennelijk ongegrond.
De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening afgewezen, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van de beschikbaarheid van bewijs tijdens de rechtszaak en de voorwaarden waaronder een herziening kan worden aangevraagd.