ECLI:NL:HR:2005:AT3096

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/141HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake huurovereenkomst en ontruiming

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.M. van der Zwan, verweerder in cassatie gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. Eiseres vorderde de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte door verweerder. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft in hoger beroep het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vorderingen van eiseres afgewezen. Eiseres heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is gewezen op 24 juni 2005 en openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.

Uitspraak

24 juni 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/141HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.M. van der Zwan,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 27 mei 2002 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover mogelijk en de wet zulks toelaat:
I de tussen partijen gesloten en in het lichaam van de dagvaarding omschreven huurovereenkomst per 1 juli 2000 te ontbinden;
II [verweerder] te veroordelen de woonruimte gelegen aan de [a-straat 1] te [woonplaats] binnen een maand na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te verlaten en te ontruimen met het zijne en de zijnen, met afgifte van de sleutels aan [eiseres];
III [eiseres] te machtigen om indien [verweerder] in gebreke mocht blijven met de onder II van het petitum genoemde ontruiming, deze zelf op kosten van [verweerder] te doen bewerkstelligen door een deurwaarder, zo nodig met behulp van de sterke arm van justitie en politie.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden en zijnerzijds een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld, die in cassatie niet meer aan de orde is.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 20 november 2002 in conventie de vordering van [eiseres] toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 6 februari 2004 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [eiseres] alsnog afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
[Eiseres] heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 juni 2005.