ECLI:NL:HR:2005:AT3091

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/101HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in civiele zaak over veroordeling tot betaling en hoger beroep

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.Th.R.F. Carli, verweerster in cassatie gedagvaard voor de rechtbank te Breda. Eiseres vorderde een betaling van ƒ 7.853,41, vermeerderd met wettelijke rente, na een eerdere veroordeling van verweerster in een verstekvonnis van 2 juli 1996. Verweerster was niet verschenen op de zitting, wat leidde tot het verstekvonnis. Na verzet van verweerster in 2002, heeft de rechtbank haar vordering toegewezen en het eerdere vonnis vernietigd. Eiseres ging in hoger beroep, maar werd door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 2 december 2003 niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, met veroordeling in de proceskosten. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij verweerster niet verschenen was. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van verweerster. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, zonder verdere motivering, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

24 juni 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/101HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 23 mei 1996 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster] te veroordelen om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van ƒ 7.853,41, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 1993, althans 14 maart 1993 c.q. de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Nadat [verweerster] niet ter terechtzitting was verschenen heeft de rechtbank tegen [verweerster] verstek verleend en bij verstekvonnis van 2 juli 1996 [verweerster] veroordeeld om tegen bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van ƒ 7.679,53 met de wettelijke rente over ƒ 5.214,69 vanaf 29 maart 1993 en over ƒ 1.471,25 vanaf 14 april 1993, telkens tot de dag der voldoening, [verweerster] in de proceskosten van dit geding veroordeeld, bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, niettegenstaande tegen dit vonnis aan te wenden rechtsmiddelen, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit verstekvonnis is [verweerster] bij exploot van 3 mei 2002 in verzet gekomen. Zij heeft daarbij [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar tot goed opposante te verklaren en haar te ontheffen van de verplichting tot nakoming van het vonnis van 2 juli 1996.
Nadat [eiseres] niet ter terechtzitting was verschenen heeft de rechtbank bij vonnis van 6 augustus 2002 in oppositie de vordering van [verweerster] toegewezen, haar tussen partijen gewezen verstekvonnis van 2 juli 1996 vernietigd, en, opnieuw beslissende, de vordering van [eiseres] afgewezen en [eiseres] in de kosten van dit geding veroordeeld.
Tegen het vonnis van 6 augustus 2002 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 2 december 2003 heeft het hof [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van [verweerster].
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerster] is verstek verleend.
[Eiseres] heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 juni 2005.