ECLI:NL:HR:2005:AT3038
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over declarabele vorderingen in vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 28 oktober 2003, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1999. De belanghebbende, X B.V., kreeg een aanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 3.375.090. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna X B.V. in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop X B.V. cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat er zowel voor de ambtelijke als niet-ambtelijke werkzaamheden van de belanghebbende declarabele vorderingen zijn ontstaan. Deze vorderingen moeten worden geactiveerd voor de winstbepaling. De Hoge Raad oordeelt dat de oordelen van het Hof geen blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting en dat zij, als zij verweven zijn met feitelijke waarderingen, in cassatie niet op hun juistheid kunnen worden getoetst. De middelen van X B.V. falen derhalve.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond, wat betekent dat de uitspraak van het Hof in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken op 1 april 2005 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.