ECLI:NL:HR:2005:AT2971

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03112/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot nader onderzoek in cassatie tegen veroordeling voor bezit vervalst reisdocument

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het in bezit hebben van een vervalst reisdocument. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Jense. De zaak is ontstaan na een verzoek van de Advocaat-Generaal tot nader onderzoek naar de herkomst van het paspoort, dat door het hof is afgewezen. Het hof oordeelt dat de noodzaak voor dit onderzoek niet is aangetoond, wat door de Hoge Raad wordt bevestigd. De Hoge Raad concludeert dat het hof de juiste maatstaf heeft toegepast en dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk is, gezien de gebrekkige motivering van de vordering tot nader onderzoek. De Hoge Raad verwerpt het beroep, omdat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en er geen gronden zijn voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Het arrest van de Hoge Raad is gewezen op 24 mei 2005, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren.

Uitspraak

24 mei 2005
Strafkamer
nr. 03112/04
AGJ/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 februari 2004, nummer 23/150287-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 16 december 2002 - de verdachte ter zake van "in het bezit zijn van een reisdocument waarvan zij redelijkerwijs moet vermoeden dat het vervalst is" veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met onttrekking aan het verkeer zoals in het arrest omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E. Jense, advocaat te Purmerend, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het derde middel
4.1. Het middel klaagt onder meer dat de afwijzing van het ter terechtzitting in hoger beroep van 27 februari 2004 door de Advocaat-Generaal bij het Hof gedane verzoek, door het Hof kennelijk opgevat als een vordering tot nader onderzoek onvoldoende is gemotiveerd.
4.2. De bestreden uitspraak houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Het verzoek van de advocaat-generaal tot het door de Nigeriaanse autoriteit laten onderzoeken aan wie het paspoort met nummer [001] is afgegeven, wijst het hof af omdat de noodzaak daartoe niet is gebleken".
4.3. Aldus heeft het Hof bij de beoordeling van de vordering, strekkende tot aanhouding van de zaak tot het doen van nader onderzoek, de juiste maatstaf toegepast.
's Hofs oordeel is voorts niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat de vordering blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting niet nader is gemotiveerd.
4.4. De klacht faalt.
4.5. Het middel kan voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 24 mei 2005.