3.3. De beschikking van de Rechtbank houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"5.1 De vordering gerechtelijk vooronderzoek
Op grond van het bepaalde in artikel 181 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering is de officier van justitie bevoegd bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank een vordering te doen tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek. Het doel van die vordering is, dat die rechter-commissaris "onverwijld" overgaat tot het daadwerkelijk verrichten van onderzoek naar het gepleegd zijn van een door de officier van justitie omschreven strafbaar feit.
In de raadkamer van 21 juli 2004 heeft de officier van justitie desgevraagd verklaard, dat het doel van de onderhavige vordering uitsluitend en alleen was gelegen in het stuiten van de verjaring. In de vordering zelf als ook in de appelmemorie is als doel vermeld, dat het onderzoek nodig is in verband met "een te verrichten doorzoeking in de woning van de verdachte en daaraan belendende percelen". Dit is echter, zo verklaarde de officier van justitie, natuurlijk (cursivering van de rechtbank) niet de werkelijke bedoeling.
Dat de vordering uitsluitend en alleen tot doel had het stuiten van de verjaring, wordt bevestigd door het (...) persbericht dat het Openbaar Ministerie op zijn website publiceerde:
"Omdat alle inspanningen zonder succes zijn gebleven heeft het OM van een laatste redmiddel gebruik gemaakt. Donderdag 29 april 2004 heeft de officier van justitie bij de rechter-commissaris in Utrecht een gerechtelijk vooronderzoek gevorderd tegen een vooralsnog onbekende verdachte, waarvan overigens wel een uniek DNA-profiel beschikbaar is. Het OM vordert dus een gerechtelijk vooronderzoek tegen een geïndividualiseerd persoon, waarvan het unieke DNA-profiel bekend is, maar wiens naam, adres en woonplaats onbekend zijn.
Door deze vordering van het OM wordt de verjaring gestuit (gestopt) en dat betekent dat de verdachte alsnog voor de rechter gebracht kan worden indien zijn personalia bekend worden. Met deze stuiting van de verjaring gaat er een geheel nieuwe vervolgingstermijn lopen en komt de verjaringsdatum van 4 mei 2004 te vervallen.
Het is ongebruikelijk om een vordering tegen een onbekende [NN] verdachte te doen met als doel het stuiten (stoppen) van de verjaring. Toch heeft het OM hiervoor gekozen."
De officier van justitie heeft dus bewust zijn bevoegdheid gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven en daarmee bewust gehandeld in strijd met beginselen van behoorlijke procesorde.
5.2 De verjaring
Het misdrijf als gevolg waarvan [het slachtoffer] om het leven is gekomen is verjaard op 5 mei 2004, tenzij die verjaring is gestuit. Volgens het bepaalde in artikel 72 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht stuit elke daad van vervolging de verjaring, mits aan de hierna te bespreken voorwaarden is voldaan. De vordering tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek is zonder enige twijfel een daad van vervolging.
5.3 Is de verjaring gestuit?
Voor de stuiting is, behalve de daad van vervolging (in dit geval dus de vordering gerechtelijk vooronderzoek), op grond van artikel 72 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht tevens vereist de werkelijke of wettelijk veronderstelde bekendheid daarvan bij de verdachte. Daarom is het noodzakelijk, dat de vordering gerechtelijk vooronderzoek is gericht tegen een bepaalde, levende persoon. Een onderzoek, dat niet is gericht tegen zo'n bepaalde (verdachte) persoon kan geen stuiting teweeg brengen.
De officier van justitie, die zich op het standpunt stelt, dat nu een uniek DNA-profiel bekend is, wèl sprake is van een bepaalde persoon, miskent daarmee, dat dat DNA-profiel nog niet geleid heeft tot een levende persoon, aan wie de vordering gerechtelijk vooronderzoek voor de datum van verjaring op de boven omschreven wijze bekend kon zijn dan wel kenbaar gemaakt kon worden.
Dit brengt de rechtbank tot het oordeel, dat - anders dan de officier van justitie heeft gesteld en in de openbaarheid heeft gebracht - de verjaring in dit geval niet is gestuit, hoe triest dat ook is voor de nabestaanden.
Nu de vordering tot gerechtelijk vooronderzoek in deze zaak niet tot het door de officier van justitie gewenste resultaat kon leiden, had de officier van justitie geen enkel in rechte te respecteren belang bij het doen van die vordering.
5.4 Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie opzettelijk misbruik gemaakt van zijn bevoegdheid een gerechtelijk vooronderzoek te vorderen. Die vordering had immers uitsluitend en alleen tot doel de stuiting van de verjaring in deze zaak te bereiken. Bovendien had het voor de officier van justitie volstrekt duidelijk kunnen en dus moeten zijn, dat door het indienen van bovenomschreven vordering de beoogde stuiting in deze zaak juridisch niet mogelijk is en dat hij hiermee in strijd met de wet heeft gehandeld.
(...)
5.6 Het rechtsgevolg
Door bovenstaand optreden heeft de officier van justitie zozeer in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde gehandeld, dat hij alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, zodat als volgt moet worden beslist."