3.3.3. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2004 gehechte pleitnota heeft de raadsman van de verdachte aldaar onder meer het volgende aangevoerd:
"(functioneel) daderschap
6. De politierechter heeft, conform de tenlastelegging, bewezen verklaard, dat [verdachte] als "eigenaresse van een vaartuig" olie in het water heeft gebracht. Uit het oordeel van de politierechter blijkt, dat de veroordeling van [verdachte] steunt op het oordeel, dat zij eigenaresse van het schip is. De politierechter overweegt immers, dat [verdachte] verantwoordelijk is voor het gebruik dat (door de bemanning) van het schip wordt gemaakt in de normale bedrijfsuitoefening en voor de staat (van onderhoud) waarin het schip zich bevindt en dat een handeling die het gevolg is van een mankement van of aan het schip, in beginsel voor rekening en verantwoording (ook in strafrechtelijke zin) van de eigenaar van het schip komt.
De politierechter heeft daarmee als het ware een element in de delictsomschrijving gebracht, dat daarin niet thuishoort. De toepasselijke strafbepaling, luidt immers samengevat, zoals wij hiervoor al zagen, dat het verboden is gevaarlijke stoffen in het oppervlaktewater te brengen.
Geen sprake is van een kwaliteitsdelict, dat de eigenaar van het schip verantwoordelijk houdt voor bepaalde gedragingen (i.c. het verontreinigen van oppervlaktewater), ondanks het niet zelf plegen van die strafbare gedragingen.
Indien de tenlastelegging en het vonnis van de politierechter wordt ontdaan van dit onzuivere "kwaliteitselement", blijft de "eenvoudige" delictsomschrijving over en zal voor strafbaarheid van [verdachte] dienen te worden bewezen, dat zij gevaarlijke stoffen in het oppervlaktewater heeft gebracht, of, de tenlastelegging volgend, dat feit heeft medegepleegd, of als "functionele" dader kan worden aangemerkt.
7. Vast staat, dat [verdachte] niet zelf de olie in het water heeft gebracht. Zij was feitelijk niet bij de belading van het schip aanwezig of betrokken.
Voorts heeft de politierechter [verdachte] terecht vrijgesproken van het medeplegen van het ten laste gelegde delict.
De bemanning van het schip valt geen strafrechtelijk verwijt te maken. Gelet op de hiervoor geschetste feiten behoefde de bemanning geen rekening te houden met niet werkende apparatuur, oftewel de bemanning ook overigens geen foutieve handelingen heeft verricht.
Bovendien dient niet uit het oog te worden verloren, dat het pompen van de olie geschiedde door de walinstallatie en niet door het schip.
8. Nu niet bewezen is dat de bemanning enige blaam treft, kan er geen sprake zijn van het zogeheten functioneel daderschap van [verdachte]. Van functioneel daderschap is immers sprake, wanneer iemand niet zelf de delictshandeling heeft verricht, maar die door een ander heeft laten uitvoeren, en hij niettemin als dader (pleger) van het delict wordt aangemerkt.
Aangezien de bemanning echter niets valt te verwijten, kan [verdachte] niet als dader worden aangemerkt van een door de bemanning van het schip uitgevoerd delict.
Nu [verdachte] niet zelf de olie in het oppervlaktewater heeft gebracht noch op grond van het leerstuk van het functionele daderschap sprake kan zijn van enige strafrechtelijke toerekening aan [verdachte], dient zij te worden vrijgesproken.
9. Indien in de onderhavige casus desondanks dient te worden getoetst, of [verdachte] als functionele dader dient te worden aangemerkt, geldt, dat de rechtbank het zogeheten IJzerdraadcriterium onjuist heeft toegepast.
In het IJzerdraad-arrest (HR 23 februari 1954, NJ 1954, 378) heeft de Hoge Raad voor zover relevant geoordeeld:
dat toch handelingen (...) slechts dan waren aan te merken als gedragingen van verd., indien verd. erover vermocht te beschikken, of die handelingen al dan niet plaatsvonden, en deze behoorden tot de zodanige, welker plaatsvinden blijkens den loop van zaken door verd. werd aanvaard of placht te worden aanvaard.
De politierechter heeft de twee elementen van het IJzerdraad-criterium, te weten de mogelijkheid over de strafbare handelingen te beschikken en het (plegen te) aanvaarden van dergelijke handelingen uit elkaar getrokken, door de overweging dat het laatste element buiten toepassing dient te blijven, aangezien dat zou uitgaan van een situatie waarin sprake is van (voorwaardelijk) opzet, gericht op de verboden handelingen, waarvan in casu geen sprake is. De politierechter past vervolgens slechts het eerste element van het IJzerdraad-criterium toe, inhoudende dat [verdachte] er over vermocht te beschikken of de verboden handelingen al dan niet plaatsvonden.
In de eerste plaats zijn er geen twee IJzerdraad-criteria, maar is er één (weliswaar tweeledig) IJzerdraadcriterium, hetgeen in casu wil zeggen, dat [verdachte] slechts als dader kan worden aangemerkt, indien beide elementen van het criterium worden vervuld.
In de tweede plaats is er ook geen reden het criterium uit elkaar te trekken vanwege het feit dat dat criterium niet op opzettelijk gepleegde delicten van toepassing zou zijn, omdat dat onderscheid in de jurisprudentie noch in de literatuur wordt gemaakt. De politierechter had het IJzerdraad-criterium ofwel in het geheel niet (zie nr. 8), ofwel correct moeten toepassen.
10. Een juiste toepassing van het IJzerdraad-criterium leidt tot vrijspraak van [verdachte].
[Verdachte] kon er vooreerst niet over beschikken, of het in het oppervlaktewater brengen van de olie al dan niet zou plaatsvinden. Er was immers niet zozeer sprake van een handeling als wel van het optreden van een gevolg van een defect, terwijl het pompen van de olie niet door de bemanning, maar door de walinstallatie (het personeel van Vopak dat die installatie bediende) is geschied.
Bovendien heeft [verdachte] het morsen van de olie geenszins aanvaard en placht zij evenmin dergelijke handelingen c.q. gebeurtenissen te aanvaarden. Het m.t.s. beschikt over de benodigde papieren en over een goed gekwalificeerde bemanning. Bovendien was dit de eerste keer dat het morsen van olie plaatsvond, getuige de verklaring van schipper
[getuige 1], dat de bewuste klok bij de vorige belading nog goed functioneerde. Zie voor het overige de pleitnota in eerste aanleg."