ECLI:NL:HR:2005:AT2903
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van bewezenverklaring wegens het verlaten van de grondslag van de tenlastelegging in een strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal en poging tot diefstal, waarbij hij zich toegang had verschaft tot een woning en een auto had geprobeerd te stelen met behulp van valse sleutels. De tenlastelegging bevatte alternatieven, namelijk dat de verdachte de feiten tezamen en in vereniging met een ander had gepleegd, althans alleen. Het Hof had echter in de bewezenverklaring geen keuze gemaakt tussen deze alternatieven, wat leidde tot de conclusie dat de grondslag van de tenlastelegging was verlaten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de feiten bij de strafoplegging kennelijk als door de verdachte alleen gepleegd had beschouwd, terwijl de bewijsmiddelen niets over een mededader vermeldden. Hierdoor was de bewezenverklaring niet meer houdbaar. De Hoge Raad vernietigde de bewezenverklaring voor zover daarin sprake was van handelen tezamen en in vereniging met een ander, maar verwierp het beroep voor het overige. De zaak werd zelf afgedaan op grond van doelmatigheidsredenen, waarbij de Hoge Raad de eerdere veroordeling van de verdachte tot vier maanden gevangenisstraf met verbeurdverklaring en teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen bevestigde, evenals de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 142,50.