ECLI:NL:HR:2005:AT2656
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het vonnis van de rechtbank te Maastricht inzake onteigening door de Gemeente Sittard-Geleen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en de Gemeente Sittard-Geleen. De Gemeente had eerder, op 19 juni 2003, [eiser] en andere erfgenamen gedagvaard voor de rechtbank te Maastricht met het verzoek om vervroegde onteigening van bepaalde percelen in het belang van de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. De rechtbank heeft op 31 maart 2004 de gevorderde onteigening uitgesproken en een voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld. Alleen [eiser] heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit vonnis.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Gemeente niet-ontvankelijk was in haar vordering, omdat de dagvaarding in strijd was met de Onteigeningswet. De Hoge Raad oordeelde dat de Gemeente had moeten vragen om de benoeming van een derde, aangezien de oorspronkelijke eigenaren van de onroerende zaken inmiddels waren overleden. De Hoge Raad benadrukte het belang van een snelle en efficiënte onteigening, maar stelde ook dat de rechten van de erfgenamen niet genegeerd konden worden. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd.
De Hoge Raad heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, de Gemeente niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en de Gemeente veroordeeld in de kosten van de procedure. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor gemeenten om zorgvuldig om te gaan met de procedures rondom onteigening, vooral wanneer het gaat om erfgenamen van overleden eigenaren.