ECLI:NL:HR:2005:AT2612

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/083HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een vordering tot schadevergoeding door verzekeraars

In deze zaak heeft eiseres, wonende in Frankrijk, de verzekeraars gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam met de eis tot betaling van een schadevergoeding van ƒ 776.666,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 juni 1999. De verzekeraars hebben de vordering bestreden, waarna de rechtbank in een tussenvonnis op 19 juli 2000 en een eindvonnis op 6 februari 2002 de vordering heeft afgewezen. Eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 16 oktober 2003 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof. De verzekeraars hebben geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de advocaat-generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 5.740,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

24 juni 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/083HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats], Frankrijk,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
1. ERASMUS VERZEKERINGEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. ROYAL NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de vennootschap naar Engels recht PRIVATE LIMITED COMPANY (U.K.), genaamd EAGLE STAR REINSURANCE COMPANY LIMITED,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 3 mei 2000 verweersters in cassatie - verder te noemen: de verzekeraars - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd de verzekeraars te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van ƒ 776.666,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 1999 tot aan de dag der algehele voldoening.
De verzekeraars hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft na een tussenvonnis van 19 juli 2000 bij eindvonnis van 6 februari 2002 het gevorderde afgewezen.
Tegen het eindvonnis van de rechtbank heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzekeraars hebben voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 16 oktober 2003 heeft het hof, zowel in het principaal als in het voorwaardelijk incidenteel beroep, het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De verzekeraars hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat en voor de verzekeraars door mr. R.M. Hermans, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de verzekeraars begroot op € 5.740,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 juni 2005.