ECLI:NL:HR:2005:AT1819
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Uitlevering aan Turkije wegens betrokkenheid bij ecstasy-handel
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een persoon aan Turkije, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de invoer en/of handel in ecstasy-pillen. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda, die op 8 september 2004 de uitlevering toelaatbaar verklaarde voor de handel in verdovende middelen, maar ontoelaatbaar voor de productie ervan. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1960, heeft zijn beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. F.J. Koningsveld. De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de uitlevering ontoelaatbaar zal verklaren.
De Hoge Raad oordeelt dat de stukken die door de Turkse autoriteiten zijn overgelegd, niet voldoende zijn om de verdenking te onderbouwen. Het Turkse forensisch rapport over de inbeslaggenomen pillen ontbreekt, waardoor niet kan worden vastgesteld welke stof in kwestie is en of deze onder de Opiumwet valt. Dit gebrek aan bewijs leidt ertoe dat de verdenking niet kan worden bevestigd, en dus kan de uitlevering niet doorgaan.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en beveelt dat de opgeëiste persoon zal worden opgeroepen om te verschijnen ter zitting van de Hoge Raad. De beslissing van de Hoge Raad is genomen op 5 april 2005, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren. De zaak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij uitleveringsverzoeken en de noodzaak om te voldoen aan de eisen van de Nederlandse wetgeving.