ECLI:NL:HR:2005:AT1819

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03021/04 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering aan Turkije wegens betrokkenheid bij ecstasy-handel

In deze zaak gaat het om de uitlevering van een persoon aan Turkije, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de invoer en/of handel in ecstasy-pillen. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda, die op 8 september 2004 de uitlevering toelaatbaar verklaarde voor de handel in verdovende middelen, maar ontoelaatbaar voor de productie ervan. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1960, heeft zijn beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. F.J. Koningsveld. De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de uitlevering ontoelaatbaar zal verklaren.

De Hoge Raad oordeelt dat de stukken die door de Turkse autoriteiten zijn overgelegd, niet voldoende zijn om de verdenking te onderbouwen. Het Turkse forensisch rapport over de inbeslaggenomen pillen ontbreekt, waardoor niet kan worden vastgesteld welke stof in kwestie is en of deze onder de Opiumwet valt. Dit gebrek aan bewijs leidt ertoe dat de verdenking niet kan worden bevestigd, en dus kan de uitlevering niet doorgaan.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en beveelt dat de opgeëiste persoon zal worden opgeroepen om te verschijnen ter zitting van de Hoge Raad. De beslissing van de Hoge Raad is genomen op 5 april 2005, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren. De zaak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij uitleveringsverzoeken en de noodzaak om te voldoen aan de eisen van de Nederlandse wetgeving.

Uitspraak

5 april 2005
Strafkamer
nr. 03021/04 U
LR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda van 8 september 2004, nummer RK 04/937, op een verzoek van de Republiek Turkije tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1960, wonende te [geboorteplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft de gevraagde uitlevering van de opgeëiste persoon ter strafvervolging in de Republiek Turkije toelaatbaar verklaard voor de handel in verdovende middelen in vereniging met anderen en ontoelaatbaar verklaard voor de productie van verdovende middelen.
2. Geding in cassatie
Het beroep, dat kennelijk niet is gericht tegen de partiële ontoelaatbaarverklaring van de verzochte uitlevering, is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Keijzer heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de verzochte uitlevering ontoelaatbaar zal verklaren.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
Blijkens de door de verzoekende Staat overgelegde stukken wordt, voorzover thans nog van belang, de uitlevering van de opgeëiste persoon verzocht teneinde hem te kunnen vervolgen ter zake van - kort gezegd - zijn betrokkenheid bij de invoer en/of handel in ecstasy-pillen. Weliswaar houden de toegezonden stukken in dat de inbeslaggenomen pillen in het forensisch laboratorium van Antalya zijn onderzocht - van welk onderzoek onder no 2003/401 op 23 november 2003 een rapport is opgemaakt - doch dat rapport bevindt zich niet bij de stukken en evenmin is in het uitleveringsverzoek of de bijlagen daarvan vermeld tot welk resultaat bedoeld onderzoek heeft geleid. Gelet daarop blijkt niet welke de samenstelling was van de stof die in de stukken met ecstasy/extasie/XTC is aangeduid. Dat brengt mee dat thans niet kan worden vastgesteld dat de jegens de opgeëiste persoon gerezen verdenking betrekking heeft op handelingen ten aanzien van een stof of stoffen waarop de Opiumwet van toepassing is en dus evenmin of die handelingen naar Nederlands recht strafbaar zijn.
5. Slotsom
Hetgeen hiervoor onder 4 is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Beveelt dat de opgeëiste persoon zal worden opgeroepen te verschijnen ter zitting van de Hoge Raad van 17 mei 2005 te 12.00 uur om te worden gehoord omtrent het verzoek tot zijn uitlevering.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 5 april 2005.