ECLI:NL:HR:2005:AT1774

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02316/04 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake winkeldiefstal met persoonsverwisseling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2005 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. De aanvrager, geboren in 1980, was eerder veroordeeld tot een geldboete van zeshonderd gulden of twaalf dagen hechtenis voor winkeldiefstal bij Hennes en Mauritz op 5 september 2000. De aanvrager stelde dat hij niet de dader was, maar dat zijn broer het feit had gepleegd en dat deze bij de aanhouding de personalia van de aanvrager had opgegeven. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde dat de aanvraag ongegrond was.

De Hoge Raad beoordeelde de aanvraag tot herziening en stelde vast dat de overgelegde documenten onvoldoende steun boden voor de stelling van de aanvrager dat er sprake was van persoonsverwisseling. De Hoge Raad oordeelde dat er geen ernstig vermoeden bestond dat, indien de nieuwe informatie bekend was geweest, dit had geleid tot een vrijspraak of een andere uitkomst van de zaak. De aanvraag tot herziening werd afgewezen op basis van artikel 468 van het Wetboek van Strafvordering.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in herzieningszaken en de strikte eisen die worden gesteld aan de gronden voor herziening. De Hoge Raad bevestigde de eerdere veroordeling en wees de aanvraag tot herziening af, waarmee de rechtszekerheid in deze zaak werd gewaarborgd.

Uitspraak

17 mei 2005
Strafkamer
nr. 02316/04 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 5 december 2000, nummer 09/091917-00, ingediend door mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "diefstal" veroordeeld tot een geldboete van zeshonderd gulden subsidiair twaalf dagen hechtenis. Het betrof een op 5 september 2000 gepleegde winkeldiefstal bij "Hennes en Mauritz" te 's-Gravenhage.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat niet hij, maar zijn broer het bewezenverklaarde feit heeft begaan en dat deze bij zijn aanhouding tegenover de politie de personalia van de aanvrager heeft opgegeven.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage ongegrond zal verklaren.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
4.2. Op verzoek van de Advocaat-Generaal heeft de politie Haaglanden twee op deze zaak betrekking hebbende documenten toegezonden. Het betreft:
(a) een kopie van een mutatieformulier van verbalisant [verbalisant 1], met volgnummer 31, onder meer inhoudende:
"Winkeldiefstal bij Hennes en Mauritz (...)
Aan het bureau bleek dat de verdachte [aanvrager] een verkeerde geb. datum had opgegeven. Verdachte [aanvrager] ontkende de diefstal en bleef dit volhouden.
(...)
Van verdachte [aanvrager] hadden we geen legitimatie. De VD gebeld en deze hadden een foto van hem. Bij vergelijking van de foto bleek [aanvrager] ook echt [aanvrager] te zijn.
Aanvullend pv opgemaakt inzake gratieverzoek.
Met verdachte afgesproken om aan het bureau te verschijnen, is niet verschenen, hierop pv van bevindingen opgemaakt."
(b) een kopie van een proces-verbaal van bevindingen, met volgnummer 26, op ambtsbelofte/-eed opgemaakt door
[verbalisant 1] en [verbalisant 2], onder meer inhoudende:
"Op 05-09-2000 te uur werd [aanvrager], geboren op [geboortedatum]-1980 te [geboorteplaats] en wonende te [a-straat 1] te [woonplaats] door de winkelbeveiliging aangehouden terzake winkeldiefstal bij winkelbedrijf Hennes en Mauritz gevestigd te Spuistraat 10 te Den Haag.
Hierop hebben wij, verbalisanten, een onderzoek ingesteld en vervolgens werd het proces verbaal ingezonden. Vervolgens kregen wij, verbalisanten, het verzoek een nader onderzoek in te stellen daar de verdachte een gratieverzoek had ingediend. In dit gratieverzoek verklaarde de verdachte niet te zijn aangehouden ter zake voornoemde winkeldiefstal. Wij, verbalisanten, hebben hierop telefonisch contact opgenomen met de verdachte. Met de verdachte werd een afspraak gemaakt om op dinsdag 23-10-2001 omstreeks 22.30 uur, aan het bureau van de politie te komen om hem te vergelijken met de verdachte met wie wij, verbalisanten, te maken hadden tijdens ons onderzoek.
Op dinsdag 23-10-2001 omstreeks 22.30 uur is de door ons uitgenodigde verdachte [aanvrager] echter niet aan voornoemd bureau verschenen."
4.3. Gelet op de inhoud van deze documenten geven de bij de aanvrage overgelegde stukken onvoldoende steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaak die leidde tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd sprake is geweest van persoonsverwisseling.
4.4. Hieruit volgt dat niet kan worden gesproken van een ernstig vermoeden als hiervoor onder 4.1 bedoeld. De aanvrage is dus ongegrond en moet ingevolge art. 468 Sv worden afgewezen.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier R. Kuiper, en uitgesproken op 17 mei 2005.