ECLI:NL:HR:2005:AT1754
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en de beoordeling van wederrechtelijk verkregen voordeel in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 mei 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak betreft een vordering tot ontneming van een bedrag van € 30.936,- dat aan de Staat moest worden betaald door de betrokkene, geboren in 1966 en wonende op Curaçao. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage had eerder op 13 februari 2004 een uitspraak gedaan die door de Hoge Raad werd vernietigd. De betrokkene had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde dat het beroep verworpen moest worden.
De Hoge Raad beoordeelde de argumenten van de betrokkene, die onder andere aanvoerde dat het hof de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende had gemotiveerd. Het hof had echter geoordeeld dat de verklaring van een getuige, die de betrokkene betrof, niet onjuist was en dat de schatting van het voordeel op basis van de beschikbare bewijsmiddelen niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat het hof zich rekenschap had gegeven van de relevante verklaringen en dat het oordeel van het hof over de verdeling van het voordeel niet onbegrijpelijk was.
De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de betrokkene niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen grond was voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee de beslissing van het hof en verwierp het beroep van de betrokkene.