ECLI:NL:HR:2005:AT1743

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/014HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • H.A.M. Aaftink
  • D.H. Beukenhorst
  • P.C. Kop
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de mogelijkheid van hoger beroep in het kader van de Wet toezicht kredietwezen 1992

In deze zaak, die op 24 juni 2005 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een cassatieverzoek van Belba B.V. en A/B Financiën B.V. tegen de Nederlandsche Bank N.V. De zaak is ontstaan na beschikkingen van de rechtbank Zwolle-Lelystad en de rechtbank Almelo op 18 november 2004, waarin werd verklaard dat Belba en A/B in een toestand verkeerden die bijzondere voorzieningen vereiste in het belang van de gezamenlijke schuldeisers. Belba en A/B hebben tegen deze beschikkingen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, maar het hof heeft hen niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek. Dit leidde tot het cassatieberoep bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gebogen over de vraag of er tegen de beschikkingen van de rechtbank hoger beroep openstond, of dat uitsluitend beroep in cassatie mogelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat op grond van artikel 80 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992) tegen een beschikking van de rechtbank ingevolge artikel 71 lid 2 van de Wtk 1992 geen hoger beroep openstaat, maar uitsluitend beroep in cassatie. De Hoge Raad verwierp de argumenten van Belba en A/B, die stelden dat het appelverbod van artikel 80 Wtk 1992 zijn kracht had verloren en dat er gelijke waarborgen moesten gelden als in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.

De Hoge Raad concludeerde dat de wetgever geen aanpassingen had gedaan aan de Wtk 1992 en dat het appelverbod nog steeds van kracht was. De beslissing van het hof werd bevestigd, en het beroep van Belba en A/B werd verworpen. De beschikking werd uitgesproken door vice-president P. Neleman, met medewerking van de andere raadsheren.

Uitspraak

24 juni 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/014HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. BELBA B.V.,
gevestigd te Schuinesloot,
2. A/B FINANCIËN B.V.,
gevestigd te Almelo,
VERZOEKSTERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk,
t e g e n
DE NEDERLANDSCHE BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Op verzoek van verweerster in cassatie - verder te noemen: DNB - heeft de rechtbank te Zwolle-Lelystad bij beschikking van 18 november 2004 verklaard dat verzoekster tot cassatie sub 1 - verder te noemen: Belba - verkeert in de toestand die in het belang van de gezamenlijke schuldeisers bijzondere voorziening behoeft, met benoeming van een bewindvoerder.
Op verzoek DNB heeft de rechtbank te Almelo eveneens bij beschikking van 18 november 2004 verklaard dat verzoekster tot cassatie sub 2 - verder te noemen: A/b - verkeert in de toestand, die in het belang van de gezamenlijke schuldeisers bijzondere voorziening behoeft, met benoeming van een bewindvoerder.
Tegen voornoemde beschikkingen van de rechtbank hebben A/b en Belba (verder ook: Belba c.s.) gezamenlijk hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Zij hebben verzocht de beschikkingen van de rechtbank te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij beschikking DNB in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren.
Na mondelinge behandeling op 6 januari 2005 heeft het hof bij beschikking van 13 januari 2005 Belba c.s. niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben Belba c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
DNB heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor DNB mede door mr. F.E. Vermeulen, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Belba en A/b heeft bij brief van 25 maart 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Op verzoek van DNB heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad bij beschikking van 18 november 2004 verklaard dat Belba verkeert in de toestand die in het belang van de gezamenlijke schuldeisers bijzondere voorziening behoeft. Bij beschikking van eveneens 18 november 2004 heeft de rechtbank Almelo hetzelfde verklaard ten aanzien van A/b. Belba en A/b hebben tegen de beschikkingen van de rechtbank Zwolle-Lelystad en de rechtbank Almelo hoger beroep ingesteld. Het hof heeft Belba en A/b niet-ontvankelijk verklaard.
3.2 In rov. 3.3 heeft het hof geoordeeld dat op grond van het bepaalde in art. 80 Wet toezicht kredietwezen 1992 (hierna Wtk 1992) tegen een beschikking van de rechtbank ingevolge art. 71 lid 2 Wtk 1992 geen hoger beroep openstaat, maar uitsluitend beroep in cassatie.
3.3 Onderdeel 1 strekt ten betoge dat a. art. 80 Wtk 1992 inmiddels zijn kracht heeft verloren, b. de wetgever in 1993 bij de invoering van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (hierna: Wtv 1993) bewust heeft gekozen voor de mogelijkheid van hoger beroep, zulks om verzekeraars voldoende procedurele waarborgen te bieden, c. dezelfde waarborgen dienen te worden geboden in het kader van de Wtk 1992, d. desondanks art. 80 Wtk 1992 niet is aangepast, hoewel er geen enkele aanwijzing is dat dit verschil tussen de procedurele regels met betrekking tot de noodregeling in de Wtv 1993 en die in de Wtk 1992 op een bewuste keuze van de wetgever berust, e. de wetgever het appelverbod van art. 80 Wtk 1992 kennelijk eenvoudigweg over het hoofd heeft gezien. Het onderdeel concludeert dat ook in geval van toepassing van de noodregeling uit hoofde van de Wtk 1992 de mogelijkheid van hoger beroep openstaat.
3.4 Het betoog van Belba en A/b faalt. Art. 80 Wtk 1992 bepaalt dat van een beschikking van de rechtbank ingevolge art. 71 lid 2 Wtk 1992 geen hoger beroep openstaat doch uitsluitend beroep in cassatie. Het in dit artikel vervatte appelverbod heeft op generlei wijze "zijn kracht verloren". Het hof heeft met juistheid geoordeeld dat het betoog, dat eenzelfde regeling als in de Wtv 1993 ten aanzien van het hoger beroep is getroffen, dient te gelden voor de Wtk 1992, niet opgaat: had de wetgever eenzelfde regeling voor de Wtk 1992 gewild als die in de Wtk 1993 is opgenomen, dan had hij ofwel die regeling van meet af aan in de Wtk 1992 kunnen opnemen ofwel de Wtk 1992 in de loop der jaren dienovereenkomstig kunnen aanpassen. Hierop stuiten alle klachten van het onderdeel af.
3.5 Onderdeel 2 heeft geen zelfstandige betekenis en faalt evenzo.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 juni 2005.