ECLI:NL:HR:2005:AS9291
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1954 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring 'Wolvenplein' te Utrecht, was eerder veroordeeld voor verschillende misdrijven, waaronder diefstal en poging tot diefstal. Het Gerechtshof had de maatregel opgelegd tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor de opvang van verslaafden voor de duur van één jaar, op basis van artikel 38m (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, stelde middelen van cassatie voor, waarbij werd betoogd dat de motivering van de maatregel ontoereikend was. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde dat het beroep verworpen moest worden.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechter die de maatregel oplegt, in zijn motivering moet aantonen dat aan alle voorwaarden van artikel 38m (oud) Sr is voldaan. Dit houdt in dat de rechter expliciet moet aangeven dat de voorwaarden zoals vermeld in het eerste lid, onder 2, 3 en 4, zijn vervuld. De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Hof in dit opzicht ontoereikend was gemotiveerd. Daarom vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de oplegging van de maatregel. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, voor herbehandeling.
De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijven. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij het opleggen van maatregelen die verband houden met verslavingsproblematiek.