ECLI:NL:HR:2005:AS9238
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Verzuim van toevoeging raadsman in strafzaak na verwijzing door het hof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. H.H.M. van Dijk, had beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. De zaak was eerder door het Hof terugverwezen naar de rechtbank voor herbehandeling. De verdachte stelde dat er in strijd met artikel 41, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering geen raadsman aan hem was toegevoegd na de terugverwijzing, wat volgens hem leidde tot nietigheid van de behandeling in eerste aanleg.
Het Hof had echter geoordeeld dat het verzuim om een raadsman toe te voegen in dit specifieke geval niet aan de geldigheid van het onderzoek in eerste aanleg in de weg stond. Dit oordeel was gebaseerd op de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de raadsman tijdig op de hoogte was gesteld van de zittingen en dat hij in eerdere instanties de verdachte had bijgestaan. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het verzuim niet leidde tot cassatie, omdat de verdachte niet had aangegeven dat hij geen raadsman wenste te hebben of dat hij niet door mr. Van Dijk vertegenwoordigd wilde worden.
De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat er geen gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest benadrukt het belang van de rol van de raadsman en de communicatie tussen de verdachte en zijn advocaat, vooral in het kader van de waarborgen die de wet biedt voor een eerlijk proces.