ECLI:NL:HR:2005:AS8855
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om aanhouding in strafzaak met betrekking tot poging tot doodslag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1967 en wonende in Nederland, had verzocht om aanhouding van de behandeling van haar zaak, omdat zij onder behandeling was van een arts en niet in staat was om ter terechtzitting te verschijnen. De raadsman van de verdachte had een medische verklaring overgelegd waarin werd verklaard dat de verdachte in een kliniek in Zwitserland verbleef vanwege een ernstige alcoholverslaving. Ondanks deze verklaring heeft het Hof het verzoek om aanhouding afgewezen, omdat het oordeel van het Hof dat het verzoek onvoldoende was gemotiveerd, door de Hoge Raad als onbegrijpelijk werd aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat de wens van de verdachte om aanwezig te zijn bij de behandeling van haar zaak, in combinatie met de medische verklaring, voldoende grond vormde voor het verzoek om aanhouding. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De zaak betreft een poging tot doodslag, waarbij het Hof in hoger beroep de verdachte schuldig had verklaard, maar geen straf of maatregel had opgelegd. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof onvoldoende rekening had gehouden met de bijzondere omstandigheden van de verdachte en dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek niet gerechtvaardigd was.