ECLI:NL:HR:2005:AS8612

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
39561
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van een arrest van de Hoge Raad inzake belastingtarief en proceskosten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2004 een arrest uitgesproken met nummer 39561. Dit arrest betrof een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 februari 2003, nr. BK-02/00823. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er een vergissing was gemaakt in de toepassing van artikel XIII van de Wet van 13 december 1996, waardoor het belastingtarief niet correct was doorgetrokken. De Hoge Raad heeft besloten deze vergissing te herstellen, wat inhoudt dat de tekst van het arrest vanaf de voorlaatste volzin van punt 3 werd aangepast. De middelen die uitgaan van een andere opvatting zijn niet gegrond verklaard.

De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 23.766.237. Van dit bedrag is ƒ 23.720.277 belast naar het tarief van artikel 57b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1997). Tevens is de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 116 aan belanghebbende, en zijn de kosten van het geding in cassatie en voor het Hof vastgesteld op respectievelijk € 1288 en € 805 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De verbetering van het arrest is uitgesproken op 4 maart 2005, na een faxbericht van de Hoge Raad op 22 december 2004 waarin partijen de gelegenheid werd geboden zich over de verbetering uit te laten. Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en er is geen bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde verbetering. De Hoge Raad heeft de verbetering doorgevoerd, waarmee de fout in het arrest is hersteld.

Uitspraak

Nr. 39.561
4 maart 2005
PV
gewezen ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad, gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 februari 2003, nr. BK-02/00823.
1. Het arrest in dit geding
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 17 december 2004, met nummer 39561, een arrest uitgesproken. De Hoge Raad heeft nadien ambtshalve bevonden dat ten gevolge van een vergissing de toepassing in zijn arrest van artikel XIII van de Wet van 13 december 1996 niet volledig is geschied, doordat die toepassing niet is doorgetrokken naar het in datzelfde artikel aangegeven belastingtarief. Herstel van deze vergissing brengt mee dat de tekst van het arrest vanaf de voorlaatste volzin van punt 3 wordt vervangen door:
"De middelen, die uitgaan van een andere opvatting, zijn derhalve niet gegrond.
4. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie
Het bij de vervreemding van de winstbewijzen behaalde voordeel is in de onderhavige aanslag belast naar het tarief van artikel 57a van de Wet (tekst 1997). Ingevolge artikel XIII van de Wet van 13 december 1996 dient echter het evenvermelde voordeel te worden belast naar het tarief van artikel 57b van de Wet (tekst 1997). 's Hofs uitspraak kan dientengevolge niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
5. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraak van de Inspecteur,
vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 23.766.237, waarvan een bedrag van ƒ 23.720.277 belast naar het tarief van artikel 57b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1997),
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 87, alsmede het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van € 29, derhalve in totaal € 116,
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 805 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden."
Bij faxbericht van 22 december 2004 heeft de Hoge Raad partijen in de gelegenheid gesteld zich over deze verbetering uit te laten. Partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt, waarbij is erkend dan wel niet is weersproken dat het bij kennisneming van het arrest aanstonds duidelijk was dat daarin een fout was geslopen doordat daarin niet is verwerkt het in artikel XIII van voormelde wet bepaalde omtrent het van toepassing zijnde tarief. Tegen de aangegeven verbetering is door partijen geen bezwaar gemaakt. Gelet op het vorenstaande zal de Hoge Raad die verbetering doorvoeren.
2. Beslissing
De Hoge Raad verbetert bovenvermelde fout in het op 17 december 2004 in deze zaak uitgesproken arrest en stelt de verbetering op de minuut van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski. De verbetering is uitgesproken op 4 maart 2005.