ECLI:NL:HR:2005:AS8457

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/081HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheid van MET Holding B.V. en IBIM B.V. voor schadevergoeding aan eiseres

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.C.W. van der Feltz, MET Holding B.V. en IBIM B.V. gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar. Eiseres vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de verweersters hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gestelde schade, alsook een schadevergoeding van in totaal € 499.730,45, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De verweersters hebben de vorderingen bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 55.499,93 van eiseres gevorderd. De rechtbank heeft op 18 april 2002 in conventie de vorderingen van eiseres afgewezen en in reconventie de vordering van IBIM toegewezen. Eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 27 november 2003 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft op 10 juni 2005 het beroep in cassatie verworpen, waarbij de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van de verweersters, die niet verschenen zijn. De uitspraak is gedaan door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en W.A.M. van Schendel.

Uitspraak

10 juni 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/081HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. G.C.W. van der Feltz,
t e g e n
1. [Verweerster 1], voorheen MET Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. IBIM B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 5 september 2000 verweersters in cassatie - verder afzonderlijk te noemen: MET en IBIM - gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar en na wijziging van eis bij conclusie van repliek gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat MET en IBIM hoofdelijk, dan wel ieder afzonderlijk, aansprakelijk zijn jegens [eiseres] voor de gestelde schade;
2. MET en IBIM - des de één betalend, de ander zal zijn bevrijd - hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van:
a. € 499.730,45 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat elke afzonderlijke schade is ontstaan,
b. € 23.000,-- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan algehele voldoening,
c. een bedrag nader op te maken bij staat aan toekomstige schade, in de vorm van aanspraken van kopers van de woningen ter plaatse van het gesaneerde terrein.
MET en IBIM hebben de vorderingen bestreden en in reconventie gevorderd [eiseres] te veroordelen om aan IBIM tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van ƒ 55.499,93, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[Eiseres] heeft de vordering in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 18 april 2002 in conventie de vorderingen afgewezen en in reconventie de vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 27 november 2003 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen MET en IBIM is verstek verleend.
[Eiseres] heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van MET en IBIM begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 10 juni 2005.