ECLI:NL:HR:2005:AS7953

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40602
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 november 2003, betreffende een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De voorlopige aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 251.903. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat belanghebbende niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in artikel 45b, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, noch aan de voorwaarden in het besluit van 9 september 1998, BNB 1999/416. Hierdoor kon het Hof oordelen dat de voorlopige aanslag niet voor vermindering in aanmerking kwam. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van belanghebbende falen, en dat de beslissing van het Hof in stand blijft.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep ongegrond, en dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2005 door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

Nr. 40.602
25 februari 2005
RvS
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 november 2003, nr. 00/02711, betreffende na te melden voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Voorlopige aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 251.903, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
Reeds omdat belanghebbende ten tijde van de uitspraak in deze zaak door het Hof noch had voldaan aan de vereisten gesteld in artikel 45b, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 noch aan die gesteld in het besluit van 9 september 1998, BNB 1999/416, heeft het Hof kunnen oordelen dat de onderhavige voorlopige aanslag niet voor vermindering in aanmerking komt. Dat de Staatssecretaris de Inspecteur inmiddels heeft opgedragen om een termijn te stellen waarbinnen belanghebbende alsnog met fiscaal gevolg de premie voor een lijfrente kan betalen, doet aan een en ander niet af. De klachten falen mitsdien.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2005.