ECLI:NL:HR:2005:AS7953
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 november 2003, betreffende een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De voorlopige aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 251.903. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat belanghebbende niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in artikel 45b, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, noch aan de voorwaarden in het besluit van 9 september 1998, BNB 1999/416. Hierdoor kon het Hof oordelen dat de voorlopige aanslag niet voor vermindering in aanmerking kwam. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van belanghebbende falen, en dat de beslissing van het Hof in stand blijft.
De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep ongegrond, en dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2005 door de vice-president en de raadsheren.