ECLI:NL:HR:2005:AS6896

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/057HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen AXA Schade N.V. inzake vordering tot schadevergoeding

In deze zaak heeft eiser, handelende onder de naam [A], AXA Schade N.V. gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam met de vordering om een bedrag van ƒ 125.517,30 te betalen, vermeerderd met wettelijke vertragingsrente vanaf 30 januari 1998. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 8 maart 2001 beide partijen tot bewijslevering toegelaten. AXA heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft bij tussenarrest van 17 december 2002 eiser tot bewijslevering toegelaten en bij eindarrest van 11 november 2003 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van eiser afgewezen. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen beide arresten van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 1.781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De klachten die in het middel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

13 mei 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/057HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelende onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders,
t e g e n
AXA SCHADE N.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 23 februari 1999 verweerster in cassatie - verder te noemen: AXA - gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, AXA te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 125.517,30, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente vanaf 30 januari 1998 tot aan de dag der algehele betaling.
AXA heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 8 maart 2001 beide partijen tot bewijslevering toegelaten.
Tegen dit tussenvonnis heeft AXA hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij tussenarrest van 17 december 2002 heeft het hof [eiser] tot bewijslevering toegelaten en bij eindarrest van 11 november 2003 het vonnis van de rechtbank waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [eiser] afgewezen.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
AXA heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van AXA begroot op € 1.781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 13 mei 2005.