ECLI:NL:HR:2005:AS5983

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01792/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld door drogeren met kalmerings- en slaapmiddelen in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld tot achttien jaar gevangenisstraf voor verschillende strafbare feiten, waaronder doodslag en diefstal met geweld. De verdachte had in cassatie aangevoerd dat het bewezenverklaarde drogeren door het toedienen van kalmerings- en slaapmiddelen geen geweld oplevert in de zin van artikel 312 jo. artikel 81 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad verwierp deze stelling, verwijzend naar de conclusie van de Advocaat-Generaal, die stelde dat het hof de term 'drogeren' op een begrijpelijke manier had opgevat. Dit houdt in dat het toedienen van een zodanige hoeveelheid middelen kan leiden tot een toestand van onmacht of bewusteloosheid bij het slachtoffer. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden en dat er geen redenen waren om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. De uitspraak van het Gerechtshof werd daarmee bevestigd.

Uitspraak

5 april 2005
Strafkamer
nr. 01792/04
LR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 december 2003, nummer 22/001749-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats], ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord Holland Noord (Amerswiel)" te Heerhugowaard.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 19 februari 2003, voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen, - de verdachte vrijgesproken van het haar bij inleidende dagvaarding onder 4, 8 en 9 tenlastegelegde en haar voorts ter zake van 1. (tweede alternatief) "doodslag", 2. "medeplegen van een lijk wegvoeren en wegmaken, met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen", 3. en 7. "diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, meermalen gepleegd" en 5. "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot achttien jaren gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld. Tevens heeft het Hof de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal is aan dit arrest gehecht.
3. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
3.1. Het eerste middel en het tweede middel houden in dat het onder 3 onderscheidenlijk 7 bewezen verklaarde drogeren van het slachtoffer door het toedienen van een hoeveelheid kalmerings- en/of slaapmiddelen (feit 3) en slaapmiddelen (feit 7) geen "geweld" oplevert in de zin van art. 312 Sr in verbinding met art. 81 Sr. Het derde middel klaagt dat uit de bewijsmiddelen ter zake van feit 3 niet kan worden afgeleid dat de verdachte het slachtoffer door het toedienen van een hoeveelheid kalmerings- en/of slaapmiddelen in een staat van bewusteloosheid en/of onmacht heeft gebracht.
3.2. De middelen falen op de gronden als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 tot en met 15.
4. Beoordeling van het vierde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 5 april 2005.