ECLI:NL:HR:2005:AS5952

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/041HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en kinderalimentatie: beoordeling van cassatieverzoek

In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van de vader in een echtscheidingsprocedure. De moeder had op 22 oktober 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage om de echtscheiding tussen haar en de vader uit te spreken, alsook om de vader te veroordelen tot betaling van kinderalimentatie voor hun twee minderjarige kinderen. De rechtbank sprak op 10 maart 2003 de echtscheiding uit en bepaalde dat de vader € 17,50 per maand per kind moest betalen. De moeder ging in hoger beroep tegen deze beslissing, specifiek gericht op de hoogte van de kinderalimentatie.

Het gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigde op 22 december 2003 de beschikking van de rechtbank voor wat betreft de kinderalimentatie en stelde deze vast op € 150,-- per maand per kind, met ingang van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand. De vader ging tegen deze beschikking in cassatie, waarbij hij de Hoge Raad verzocht om de beslissing van het hof te herzien.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de vader niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vader dan ook verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand bleef.

Uitspraak

13 mei 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/041HR
JMH/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 22 oktober 2002 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - zich gewend tot die rechtbank en verzocht echtscheiding tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de vader - uit te spreken en - voor zover in cassatie nog van belang - de vader te veroordelen tot betaling van de kosten van verzorging en opvoeding van hun twee in het verzoekschrift genoemde minderjarige kinderen tot een bedrag van € 150,-- per kind en per maand.
De vader heeft het verzoek tot vaststelling van een bijdrage ten behoeve van de kinderen bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 10 maart 2003 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat de vader, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de moeder, die de minderjarigen verzorgt en opvoedt, zal betalen een bedrag van € 17,50 per maand per kind, en de bepaling van deze bijdrage uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Tegen deze beschikking heeft de moeder wat de kinderalimentatie betreft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 22 december 2003 heeft het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigd en, in zoverre opnieuw beschikkende, de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie, met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, bepaald op € 150,-- per maand per kind en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht het beroep te verwerpen dan wel de vader daarin niet-ontvankelijk te verklaren.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 24 februari 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 13 mei 2005.