ECLI:NL:HR:2005:AS5933
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake onteigening van onroerende zaken voor de Westerscheldetunnel
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure betreffende de onteigening van onroerende zaken ten behoeve van de aanleg van de Westerscheldetunnel. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. van den Berg, heeft de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A. Groen, aangeklaagd na een eerdere uitspraak van de rechtbank te Middelburg. De rechtbank had op 10 januari 2001 de onteigening vervroegd uitgesproken en een voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld. Eiser heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld, wat leidde tot een vernietiging van het vonnis door de Hoge Raad op 9 november 2001, maar enkel voor de begroting van de schadeloosstelling.
De Hoge Raad heeft de zaak opnieuw beoordeeld na meerdere vonnissen en deskundigenrapporten. De rechtbank had in een vonnis van 17 maart 2004 de schadeloosstelling vastgesteld op € 97.215,--, maar eiser heeft hiertegen opnieuw cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de argumenten van eiser en de Staat in overweging genomen, waarbij de deskundigen en de waarde van de onteigende percelen centraal stonden. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft de Staat in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, en de uitspraak benadrukt dat de waarde van de onteigende percelen en de schadevergoeding voor de mindere waarde van de niet-onteigende goederen zorgvuldig moeten worden vastgesteld. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk rondom onteigeningen en de waardebepaling van onroerende zaken.