ECLI:NL:HR:2005:AS5797
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Uitleg van het begrip 'uitsluitend' in het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de vraag centraal staat of de belanghebbende, die in Nederland woont en in het buitenland werkt, als premieplichtige voor de heffing van de premies volksverzekeringen kan worden aangemerkt. De belanghebbende ontving in 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, die na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, maar handhaafde de aanslag zoals deze ambtshalve was verminderd. De belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad behandelt de uitleg van artikel 12, lid 1, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, waarin het begrip 'uitsluitend' wordt besproken. De belanghebbende had in de periode van 10 april tot en met 30 juni 1999 werkzaamheden verricht in Brazilië voor een in Nederland gevestigde werkgever. De Hoge Raad concludeert dat de toevoeging van het woord 'uitsluitend' in de wetgeving niet bedoeld is om de verzekering van personen die in Nederland wonen en voor een in Nederland gevestigde werkgever in het buitenland werken uit te sluiten. Het middel van de belanghebbende faalt, en de Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de wetgeving omtrent de volksverzekeringen en de premieplicht voor personen die tijdelijk in het buitenland werken. De beslissing heeft implicaties voor de toepassing van de regels met betrekking tot de verzekering van werknemers die in het buitenland werkzaam zijn, en verduidelijkt de voorwaarden waaronder zij als premieplichtig kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.