ECLI:NL:HR:2005:AS5793

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38870
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over waterbezwaar en aanslag waterschapsomslag

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 9 september 2002, betreffende een aanslag in de waterschapsomslag van het Waterschap Hunze en Aa voor het jaar 1995. De aanslag, oorspronkelijk vastgesteld op ƒ 111.346, werd na bezwaar door de heffingsambtenaar gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verlaagde tot ƒ 110.481 (€ 50.134,09). De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. Het Waterschap heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de argumenten van belanghebbende en de oordelen van het Hof. Het Hof had geoordeeld dat de percelen waterbezwaar opleveren, omdat neerslag leidt tot een piek in de waterafvoer, wat kosten met zich meebrengt voor het waterschap. Belanghebbende stelde dat de demping van de waterafvoer door de bergingsfunctie van de percelen dit niet zou onderbouwen.

De Hoge Raad oordeelt dat de oordelen van het Hof geen blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting en dat zij voldoende gemotiveerd zijn. De klachten van belanghebbende falen, en de Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond. Tevens wordt er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2005.

Uitspraak

Nr. 38.870
11 februari 2005
Za
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 9 september 2002, nr. BK 151/01, betreffende na te melden aanslag in de waterschapsomslag.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag in de waterschapsomslag van het Waterschap Hunze en Aa opgelegd ten bedrage van ƒ 111.346, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de ambtenaar belast met de heffing van het waterschap Hunze en Aa's te Veendam, de rechtsopvolger van het waterschap Hunze en Aa, (hierna: de heffingsambtenaar respectievelijk het Waterschap) is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag van ƒ 110.481 (€ 50.134,09). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het Waterschap heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat het de stelling van het Waterschap dat de onderhavige percelen waterbezwaar opleveren doordat daarop gevallen neerslag leidt tot een piek in de waterafvoer van die percelen waarop de dimensionering van de waterstaatkundige voorzieningen is afgestemd, aannemelijk acht; dat de door belanghebbende gestelde demping van de waterafvoer als gevolg van de bergingsfunctie van de percelen wel kan gelden voor de achterliggende gebieden, doch dit niet afdoet aan de karakteristiek van de afvoer van de percelen zelf; dat duidelijk moet worden geacht dat de handhaving van de eerder genoemde dimensionering kosten voor het waterschap meebrengt.
3.2. Bij de beoordeling van de tegen deze oordelen gerichte klachten moet worden vooropgesteld dat ook bij zichtbare, bovengrondse afstroming, waarom het hier gaat, van waterbezwaar sprake kan zijn, namelijk indien die afstroming zodanig is dat zij kosten veroorzaakt, bijvoorbeeld doordat daarmede bij de dimensionering van de waterstaatkundige werken rekening moet worden gehouden.
3.3. Dit in aanmerking genomen geven 's Hofs oordelen geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Zij zijn voor het overige van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. De tegen deze oordelen gerichte klachten falen derhalve.
3.4. Deze oordelen dragen zelfstandig 's Hofs beslissing dat de Omslagklassenverordening Waterschap Hunze en Aa niet onverbindend is wegens het ontbreken van een niet-betalende omslagklasse. De overige klachten kunnen derhalve wegens gemis aan belang niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2005.