3.3.1. Voor de beoordeling van de middelen zijn van belang de volgende bepalingen van de Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991 en bij beschikking 96/350/EG van de Commissie van 24 mei 1996 (hierna: de Richtlijn) en bijlage II bij de Verordening (EEG) 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) 120/97 van de Raad van 20 januari 1997 (hierna:
bijlage II bij de Verordening):
De Richtlijn houdt onder meer het volgende in:
"Artikel 1
1. In deze richtlijn wordt verstaan onder:
(...)
e) verwijdering: alle in bijlage II A bedoelde handelingen
f) nuttige toepassing: alle in bijlage II B bedoelde handelingen
(...)
Artikel 3
1. De lidstaten nemen passende maatregelen ter bevordering van:
a) in de eerste plaats de preventie of de vermindering van de produktie en de schadelijkheid van afvalstoffen, met name door:
(...)
b) in de tweede plaats:
i) de nuttige toepassing van de afvalstoffen door recycling, hergebruik, terugwinning dan wel andere handelingen gericht op het verkrijgen van secundaire grondstoffen,
(...)
Artikel 4
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de nuttige toepassing of de verwijdering van de afvalstoffen plaatsvindt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en met name:
a) zonder risico voor water, lucht, bodem, fauna en flora
b) zonder geluids- of stankhinder te veroorzaken
c) zonder schade te berokkenen aan natuur- en landschapsschoon.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het onbeheerd achterlaten of het ongecontroleerd lozen of verwijderen van afvalstoffen te verbieden.
(...)
Artikel 10
Voor de toepassing van artikel 4 moet iedere inrichting of onderneming die de in bijlage II B vermelde handelingen verricht, een vergunning hebben.
Artikel 11
1. Onverminderd de bepalingen van (de Hoge Raad verstaat:) Richtlijn 91/689/EEG van de Raad, kunnen van de in artikel 9 of artikel 10 bedoelde vergunning worden vrijgesteld:
a) inrichtingen of ondernemingen die hun afvalstoffen op de plaats van produktie in eigen beheer verwijderen en
b) inrichtingen of ondernemingen die afvalstoffen nuttig toepassen.
Deze vrijstelling kan alleen worden verleend:
a) indien de bevoegde instanties algemene voorschriften per type activiteit hebben uitgevaardigd waarin soort en hoeveelheid afvalstoffen zijn vastgesteld en is aangegeven onder welke voorwaarden de activiteit kan worden vrijgesteld van een vergunning en
b) indien de soorten of de hoeveelheden afvalstoffen en de wijzen van verwijdering of nuttige toepassing van dien aard zijn dat aan de voorwaarden van artikel 4 wordt voldaan."