ECLI:NL:HR:2005:AS5433

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01282/04 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J. de Hullu
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest inzake overtreding van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen door een rechtspersoon

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder door de Economische Politierechter in de Rechtbank te Utrecht veroordeeld voor het opzettelijk niet vermijden van de bebouwde kom bij het vervoer van gevaarlijke stoffen, in strijd met artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). De verdachte had op 25 juni 2001 een tankauto met LPG geparkeerd binnen de bebouwde kom van Bunschoten, wat leidde tot de veroordeling tot een geldboete van € 1.500,-, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de wet niet correct had toegepast. Het Hof had gesteld dat de verplichting om de bebouwde kom te vermijden niet van toepassing was als er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar was, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze uitzondering alleen geldt voor de route naar de bestemming en niet voor het parkeren. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.

De uitspraak benadrukt de strikte naleving van de regels omtrent het vervoer van gevaarlijke stoffen en de noodzaak voor chauffeurs om de bebouwde kom te mijden, tenzij er een geldige reden is om dit niet te doen. De Hoge Raad bevestigde dat het parkeren van een voertuig met gevaarlijke stoffen binnen de bebouwde kom niet is toegestaan, tenzij aan de voorwaarden van de wet wordt voldaan.

Uitspraak

19 april 2005
Strafkamer
nr. 01282/04 E
SG/SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, Economische Kamer, van 29 september 2003, nummer 21/000309-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van Economische Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 20 december 2002 - de verdachte ter zake van "overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon en meermalen gepleegd" veroordeeld tot een geldboete van € 1.500,-, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.H. van Steijn, advocaat te Deventer, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar een aangrenzend Hof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel komt met een rechts- en een motiveringsklacht op tegen het oordeel van het Hof inzake de toepasselijkheid van art. 11, eerste lid, Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs).
3.2. Ten laste van de verdachte is - overeenkomstig de tenlastelegging - bewezenverklaard dat:
"zij te Bunschoten op 25 juni 2001 opzettelijk als degene die met een voertuig langs de weg gevaarlijke stoffen vervoert de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 als zodanig aangeduide bebouwde kom van de gemeente niet heeft vermeden, immers heeft verdachte de tankauto met kenteken [...] volgeladen met LPG geparkeerd (en laten staan) op of langs de Ampereweg, gelegen binnen de bebouwde kom van de gemeente Bunschoten."
3.3. Het Hof heeft een gevoerd verweer als volgt weergegeven en verworpen:
"Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd, zoals nader verwoord in zijn pleitnota, dat artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) niet van toepassing is op het parkeren en laten staan van voertuigen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd, dat de parkeerregeling van de ADR derogeert aan artikel 11 Wvgs. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat wanneer artikel 11 Wvgs van toepassing wordt verklaard, er sprake is van de uitzondering genoemd in artikel 11 lid 2 onder b Wvgs, namelijk dat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
In artikel 11, eerste lid, van de Wvgs wordt degene die met een voertuig langs de weg gevaarlijke stoffen vervoert verplicht de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 als zodanig aangeduide bebouwde kommen van gemeenten te vermijden. Het tweede lid van artikel 11 verklaart het eerste lid niet van toepassing voor zover het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden of lossen, of omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is.
De wetgever heeft in de Memorie van Toelichting op de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in Hoofdstuk III. Hoofdlijnen van het beleid onder risico's het volgende aangegeven (Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 23 250, nr 3):
Het beleid is primair gericht op het in het belang van de openbare veiligheid zoveel mogelijk terugdringen van de specifieke risico's verbonden aan het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij geldt dat met het vervoeren als zodanig een aantal andere handelingen zo direct verbonden zijn, dat zij in het belang van de openbare veiligheid in nauwe samenhang daarmee moeten worden bezien en geregeld. Deze handelingen zijn het ten vervoer aanbieden en aannemen, het binnen en buiten Nederlands grondgebied brengen, het laden en lossen en het laten staan of laten liggen van vervoermiddelen, die geladen zijn met gevaarlijke stoffen of die na lossing nog resten van gevaarlijke stoffen bevatten.
In antwoord op kamervragen ten aanzien van artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, heeft de wetgever het volgende aangegeven (Tweede Kamer, vergaderjaar 1994-1995, 23 250, nr 8).
De doelstelling van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is het bevorderen van de openbare veiligheid bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het gebod voor de chauffeur om de bebouwde kom te mijden betekent dat de bebouwde kom slechts dan wordt binnengereden indien de bestemming van het vervoer daar gelegen is of indien er geen redelijke route buiten om de bebouwde kom voorhanden is. ..... Het mijden van de bebouwde kom is een gebod aan de chauffeur om niet in de bebouwde kom te komen als hij daar niets te zoeken heeft.
Uit het voorgaande volgt dat 'parkeren' geen door de wetgever voorziene uitzondering vormt.
De uitzondering van art. 11, tweede lid onder b, dat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is, geldt alleen voor de route naar de bestemming toe. Nu door verdachte niet is aangevoerd en ook anderszins niet is gebleken dat de plaats waar de tankauto geparkeerd stond op een route lag naar een bestemming tot laden en lossen, waarbij er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar was, is deze uitzondering niet van toepassing. Dat er bij het parkeren van een tankauto geladen met gevaarlijke stoffen aan andere voorschriften, zoals de voorschriften betreffende het toezicht op geparkeerde voertuigen van het ADR, dient te worden voldaan doet aan de toepasselijkheid van art. 11 niet af.
Het Hof verwerpt derhalve het verweer."
3.4. De tenlastelegging is toegesneden op art. 11, eerste lid, Wvgs. Daarom moeten de in de bewezenverklaarde tenlastelegging voorkomende woorden "de (...) bebouwde kom van de gemeente niet heeft vermeden" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in bedoelde wetsbepaling.
3.5. Art. 11 Wvgs luidt:
"- 1. Degene die met een voertuig langs de weg gevaarlijke stoffen vervoert is verplicht de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 als zodanig aangeduide bebouwde kommen van gemeenten te vermijden.
- 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is:
a. ten behoeve van het laden of lossen, of
b. omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is."
3.6. 's Hofs oordeel dat de verdachte door als degene die met een voertuig langs de weg gevaarlijke stoffen vervoert, zo een voertuig te parkeren binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van de gemeente Bunschoten die bebouwde kom niet heeft vermeden in de zin van evengenoemde wetsbepaling en dat zulks oplevert overtreding van een voorschrift gesteld bij art. 11 Wvgs, is juist.
Hieruit volgt dat de rechtsklacht faalt en dat de motiveringsklacht onbesproken kan blijven.
4. Beoordeling van het derde middel
4.1. Het middel klaagt dat het Hof het verweer dat er redelijkerwijs geen andere route buiten de bebouwde kom beschikbaar was, op onjuiste gronden heeft verworpen.
4.2.1. De aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota, zoals deze ter terechtzitting is aangevuld, houdt onder meer in:
"19. Vast staat dat de wijze waarop de tankauto geparkeerd stond, in overeenstemming was met de parkeerregeling van het ADR. Het parkeren heeft niet volgens de hoogste voorkeur plaatsgevonden, maar dat is niet verplicht indien deze optie niet beschikbaar is.
20. Een beveiligd depot of beveiligd fabrieksterrein was niet beschikbaar; [A] kon geen gebruik maken van de parkeerfaciliteiten van enige inrichting tot wier vergunning kan worden gerekend de mogelijkheid om al dan niet beladen tankauto's met gevaarlijke stoffen te parkeren.
21. [A] heeft de veiligheidsvoorzieningen getroffen die in relatie tot de gekozen parkeerplaats geboden waren, zodat deze parkeerplaats ingevolge hoofdstuk 8.4 ADR gebruikt kon worden. In dit verband dient tevens in het oog te worden behouden dat rijden met voertuigen met gevaarlijke stoffen als zodanig (ook) een risico vormt - dit is ook het uitgangpunt van de Wvgs en het ADR - zodat zoeken naar geschiktere parkeergelegenheid in ieder geval vermeden dient te worden."
4.2.2. Het Hof heeft dit verweer verworpen op de wijze als hiervoor onder 3.3 weergegeven.
4.3. De parlementaire geschiedenis van de Wvgs houdt, naast hetgeen het Hof daaruit heeft geciteerd zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven, nog in:
"Als algemene regel voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de verplichting om bij het wegvervoer bebouwde kommen, behoudens in bepaalde gevallen, te vermijden, ongeacht of in een gemeente al of niet een routering is ingesteld. Deze verplichting, tot nog toe slechts geregeld in het VLG, is thans in de wet zelf opgenomen"
(Kamerstukken II 1992-1993, 23 250, nr. 3, blz. 27)
"Artikel 11
De huidige uitvoeringsregelingen kennen het voorschrift om bij het vervoer van gevaarlijke stoffen de bebouwde kom zoveel mogelijk te mijden. Die bepaling wordt aldus uitgelegd dat de bebouwde kom moet worden gemeden indien men er niets te zoeken heeft. In artikel 11 is die bepaling overgenomen met dien verstande dat de gevallen waarin het gebod niet geldt uitdrukkelijk worden opgesomd. Het gaat daarbij om de gevallen die in de huidige handhavingspraktijk worden gehanteerd als rechtvaardigingsgrond voor het rijden in of door de bebouwde kom."
(Kamerstukken II 1992-1993, 23 250, nr. 3, blz. 47)
"Het mijden van de bebouwde kom is een gebod aan de chauffeur om niet in de bebouwde kom te komen als hij daar niets te zoeken heeft. Praktijkervaring leert, dat de vakbekwame en verantwoordelijkheidsbewuste chauffeurs in het gevaarlijke-stoffenvervoer zich houden aan dit gebod. Het besef dat de bebouwde kom niet meer dan strikt noodzakelijk moet worden bezocht is duidelijk bij de chauffeur aanwezig."
(Kamerstukken II 1994-1995, 23 250, nr. 8, blz. 17)
4.4. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever het vervoer van gevaarlijke stoffen door de bebouwde kom in het belang van de openbare veiligheid zoveel mogelijk heeft willen tegengaan. De verplichting tot het vermijden van de bebouwde kom geldt de chauffeur die daar niets te zoeken heeft. Speciale (veiligheids)voorschriften zijn verder vastgesteld met betrekking tot het laten staan (parkeren) van vervoermiddelen met die stoffen, al dan niet binnen de bebouwde kom.
Het tweede lid van art. 11 Wvgs bepaalt dat de verplichting de bebouwde kom te vermijden onder meer niet van toepassing is in het geval dat er redelijkerwijze geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is. Het Hof heeft die bepaling blijkens zijn hiervoor weergegeven overwegingen aldus uitgelegd dat zij alleen geldt voor de route "naar de bestemming toe", dat wil zeggen voor de route die leidt naar de plaats waar moet worden geladen of gelost. De tekst van die bepaling noch de wetsgeschiedenis dwingt echter tot die opvatting, welke onder omstandigheden tot gevolg kan hebben dat van een bij uitstek geschikte en veilige parkeervoorziening geen gebruik kan worden gemaakt. Aangenomen moet dan ook worden dat meerbedoelde bepaling ook van toepassing is op de route naar een binnen de bebouwde kom gelegen parkeervoorziening die gelet op de terzake geldende bepalingen voor het parkeren van vervoermiddelen geladen met gevaarlijke stoffen mag worden gebezigd.
4.5. Het vorenoverwogene brengt mee dat het Hof het verweer op ontoereikende gronden heeft verworpen. Het middel slaagt derhalve.
5. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 19 april 2005.