3.3. Het Hof heeft een gevoerd verweer als volgt weergegeven en verworpen:
"Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd, zoals nader verwoord in zijn pleitnota, dat artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) niet van toepassing is op het parkeren en laten staan van voertuigen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd, dat de parkeerregeling van de ADR derogeert aan artikel 11 Wvgs. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat wanneer artikel 11 Wvgs van toepassing wordt verklaard, er sprake is van de uitzondering genoemd in artikel 11 lid 2 onder b Wvgs, namelijk dat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
In artikel 11, eerste lid, van de Wvgs wordt degene die met een voertuig langs de weg gevaarlijke stoffen vervoert verplicht de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 als zodanig aangeduide bebouwde kommen van gemeenten te vermijden. Het tweede lid van artikel 11 verklaart het eerste lid niet van toepassing voor zover het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden of lossen, of omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is.
De wetgever heeft in de Memorie van Toelichting op de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in Hoofdstuk III. Hoofdlijnen van het beleid onder risico's het volgende aangegeven (Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 23 250, nr 3):
Het beleid is primair gericht op het in het belang van de openbare veiligheid zoveel mogelijk terugdringen van de specifieke risico's verbonden aan het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij geldt dat met het vervoeren als zodanig een aantal andere handelingen zo direct verbonden zijn, dat zij in het belang van de openbare veiligheid in nauwe samenhang daarmee moeten worden bezien en geregeld. Deze handelingen zijn het ten vervoer aanbieden en aannemen, het binnen en buiten Nederlands grondgebied brengen, het laden en lossen en het laten staan of laten liggen van vervoermiddelen, die geladen zijn met gevaarlijke stoffen of die na lossing nog resten van gevaarlijke stoffen bevatten.
In antwoord op kamervragen ten aanzien van artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, heeft de wetgever het volgende aangegeven (Tweede Kamer, vergaderjaar 1994-1995, 23 250, nr 8).
De doelstelling van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is het bevorderen van de openbare veiligheid bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het gebod voor de chauffeur om de bebouwde kom te mijden betekent dat de bebouwde kom slechts dan wordt binnengereden indien de bestemming van het vervoer daar gelegen is of indien er geen redelijke route buiten om de bebouwde kom voorhanden is. ..... Het mijden van de bebouwde kom is een gebod aan de chauffeur om niet in de bebouwde kom te komen als hij daar niets te zoeken heeft.
Uit het voorgaande volgt dat 'parkeren' geen door de wetgever voorziene uitzondering vormt.
De uitzondering van art. 11, tweede lid onder b, dat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is, geldt alleen voor de route naar de bestemming toe. Nu door verdachte niet is aangevoerd en ook anderszins niet is gebleken dat de plaats waar de tankauto geparkeerd stond op een route lag naar een bestemming tot laden en lossen, waarbij er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar was, is deze uitzondering niet van toepassing. Dat er bij het parkeren van een tankauto geladen met gevaarlijke stoffen aan andere voorschriften, zoals de voorschriften betreffende het toezicht op geparkeerde voertuigen van het ADR, dient te worden voldaan doet aan de toepasselijkheid van art. 11 niet af.
Het Hof verwerpt derhalve het verweer."