ECLI:NL:HR:2005:AS5228
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest inzake valsheid in geschrift door een rechtspersoon
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. I.N. Weski, had verzocht om herziening van een veroordeling voor medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon. De veroordeling was gebaseerd op het valselijk opmaken van facturen door [A] BV, waarbij de aanvrager zou hebben opgetreden als opdrachtgever en feitelijk leidinggevende. De feiten betroffen de verkoop en levering van auto's door [B] BV aan [C] BV, waarbij de facturen niet overeenkwamen met de werkelijkheid.
De Hoge Raad had eerder, op 25 november 2003, een aanvrage tot herziening afgewezen, omdat de aangevoerde omstandigheden niet als nieuw bewijs konden worden aangemerkt. In de huidige aanvrage werd opnieuw gesteld dat het onderzoek destijds niet tot een veroordeling zou hebben geleid als het Hof op de hoogte was geweest van nieuwe verklaringen van de RDW en andere betrokkenen. De Hoge Raad oordeelde echter dat de nieuwe feiten en omstandigheden niet voldoende waren om een ernstig vermoeden te wekken dat de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest.
De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage tot herziening ongegrond was en wees deze af. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering en de noodzaak voor nieuwe, overtuigende feiten om een herziening te rechtvaardigen. De beslissing werd genomen door vice-president F.H. Koster en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.