ECLI:NL:HR:2005:AS4897
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Gelijkheidsbeginsel en samenloop van belastingfaciliteiten voor zeevarenden
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998 handhaafde. Belanghebbende, werkzaam als schipper op een onder Nederlandse vlag varend schip in Nigeria, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 77.073. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op de forfaitaire kostenaftrek onder de Nedeco-regeling, omdat zijn werkgever gebruik heeft gemaakt van de vermindering zeevaart op basis van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA). De Hoge Raad bevestigt dat de wetgever de samenloop van deze regelingen ongewenst achtte, omdat beide regelingen een loonkostenverlagend effect hebben. Dit leidt tot de conclusie dat de uitsluiting van de Nedeco-regeling in perioden waarin de vermindering zeevaart is toegepast, een objectieve en redelijke rechtvaardiging heeft.
De Hoge Raad wijst de klachten van belanghebbende af, waaronder de klacht dat het Hof het begrip 'zeevarenden' niet correct heeft uitgelegd. De Hoge Raad concludeert dat de wetgever ook werknemers in de territoriale wateren of continentale plateaus van andere mogendheden in aanmerking nam voor de regeling. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en legt geen proceskosten op.