ECLI:NL:HR:2005:AS4679
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over normschending in voorlopige hechtenis en strafverlaging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte, geboren in Venezuela en ten tijde van het beroep in cassatie gedetineerd in Curaçao, was eerder veroordeeld tot negen jaren gevangenisstraf voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumlandsverordening. De verdediging stelde dat de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd op 10 juni 2003 een ernstige normschending opleverde, maar dat dit niet tot strafverlaging diende te leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de schending van artikel 314 SvNA, dat voorschrijft dat een schorsing van het onderzoek ter terechtzitting slechts voor bepaalde tijd kan plaatsvinden, weliswaar ernstig was, maar dat de verdachte hierdoor niet benadeeld was. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdediging niet tot cassatie konden leiden, omdat de normschending geen zelfstandige betekenis had in het licht van de reeds vastgestelde normschending door het Hof. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en het beroep in cassatie werd verworpen.