ECLI:NL:HR:2005:AS4187

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/045HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • J.C. van Oven
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over echtscheiding en alimentatie bij minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de echtscheiding van een echtpaar en de alimentatie voor hun minderjarige kinderen. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had in eerste instantie bij de rechtbank te Leeuwarden een verzoek ingediend tot echtscheiding en om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De rechtbank heeft op 6 maart 2002 de echtscheiding uitgesproken en de man opgedragen om inkomensgegevens te verstrekken. In een latere beschikking van 19 maart 2003 heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding afgewezen.

De vrouw heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 7 januari 2004 de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd en de door de man te betalen bijdrage heeft vastgesteld op € 222,-- per kind per maand voor de periode van 27 maart 2002 tot 27 maart 2003, en € 256,-- per kind per maand vanaf 27 maart 2003. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.

De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onbegrijpelijke beslissing had gegeven door rekening te houden met de verhoging van de buitenlandtoelage van de man bij de berekening van zijn draagkracht, zonder voldoende motivering. De overige klachten van de man werden niet gegrond bevonden, waardoor de Hoge Raad geen verdere motivering nodig achtte voor deze klachten.

Uitspraak

22 april 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/045HR
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. A.L. Kruijmer.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 17 oktober 2001 ter griffie van de rechtbank te Leeuwarden ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - echtscheiding uit te spreken, althans te verklaren dat partijen gescheiden zijn van tafel en bed. De vrouw heeft daarnaast onder meer verzocht te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de twee minderjarige kinderen van partijen zal voldoen een bedrag van ƒ 800,-- per kind per maand.
De man heeft het verzoek bestreden en tevens zelfstandige verzoeken ingediend.
De rechtbank heeft bij beschikking van 6 maart 2002 - voor zover in cassatie van belang - tussen partijen echtscheiding uitgesproken en de man opgedragen bepaalde inkomensgegevens aan de rechtbank en de vrouw te zenden.
Na mondelinge behandeling op 11 februari 2003 heeft de rechtbank bij eindbeschikking van 19 maart 2003 het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Zij heeft verzocht de eindbeschikking van de rechtbank te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de man een door het hof in goede justitie te bepalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen dient te voldoen. De man heeft (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 7 januari 2004 heeft het hof zowel in het principaal als in het incidenteel appel de beschikking waarvan beroep vernietigd en, opnieuw beslissende, de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen vastgesteld op € 222,-- per kind per maand voor de periode van 27 maart 2002 tot 27 maart 2003, en met ingang van 27 maart 2003 op € 256,-- per kind per maand.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De man en de vrouw zijn op 29 juli 1987 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van de rechtbank te Leeuwarden van 6 maart 2002 is echtscheiding tussen hen uitgesproken.
3.2 De rechtbank heeft bij beschikking van 19 maart 2003, voorzover in cassatie van belang, bepaald dat het hoofdverblijf van de beide minderjarige kinderen van partijen, geboren in 1988 en in 1992, voortaan bij de vrouw zal zijn, alsmede het verzoek van de vrouw tot vaststelling van door de man te betalen bijdragen in de verzorging en opvoeding van de kinderen afgewezen.
3.3 Het hof heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank van 19 maart 2003 vernietigd en de door de man te betalen bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vastgesteld voor de periode van 27 maart 2002 tot 27 maart 2003 op € 222,-- per kind per maand en vanaf 27 maart 2003 op € 256,-- per kind per maand.
3.4 Onderdeel 2 van het middel bevat de klacht dat het hof een onbegrijpelijke en innerlijk tegenstrijdige beslissing heeft gegeven door bij de berekening van de draagkracht van de man rekening te houden met de verhoging van diens buitenlandtoelage per december 2002 en aldus die verhoging mede bepalend te achten voor de draagkracht van de man in de periode van 27 maart tot 1 december 2002. Deze klacht slaagt nu zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet valt in te zien hoe die verhoging mede bepalend kan zijn voor de draagkracht van de man in de periode voorafgaand aan die verhoging.
3.5 De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 7 januari 2004;
verwijst de zaak naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 22 april 2005.