ECLI:NL:HR:2005:AS3643
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking inzake alimentatie voor minderjarig kind na scheiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de alimentatie voor een minderjarig kind na de scheiding van de ouders. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had de man, verweerder in cassatie, aangeklaagd voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun dochter, geboren in 1998. De vrouw had eerder bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch een verzoek ingediend voor een maandelijkse bijdrage van € 563,--, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen en een lagere bijdrage vastgesteld van € 308,65 per maand. De vrouw ging in hoger beroep, waarbij het gerechtshof de bijdrage verhoogde, maar de man ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof een belangrijke overweging had miskend. Het hof had de behoefte van het kind vastgesteld op € 738,-- per maand, maar had niet in aanmerking genomen dat de vrouw ook een tweede kind had, waarvoor zij geen alimentatie ontving van de biologische vader. De Hoge Raad benadrukte dat ouders naar hun draagkracht moeten bijdragen aan de kosten van hun kinderen en dat de bijdrage van de andere ouder ook van invloed is op de draagkracht van de vrouw. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een evenwichtige verdeling van de financiële verantwoordelijkheden tussen ouders, vooral wanneer er meerdere kinderen uit verschillende relaties zijn. De Hoge Raad bevestigde dat de financiële situatie van alle betrokken partijen in overweging moet worden genomen bij het vaststellen van alimentatieverplichtingen.