ECLI:NL:HR:2005:AS3642

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/006HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bijstandsverlening en betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen een man en de Gemeente Edam-Volendam. De man, die in financiële problemen verkeerde, was in geschil met de gemeente over de hoogte van de bijstandsbijdrage die hij aan de gemeente verschuldigd was. De gemeente had in eerste instantie bij de rechtbank Haarlem een verzoek ingediend om het bedrag dat de man aan bijstandsverlening verschuldigd was vast te stellen op € 808,12 per maand, met een achterstand van € 8.237,64. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, waarna de gemeente in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de man veroordeeld tot betaling van de bijstandsbijdrage en de achterstand. De man heeft hiertegen cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de man in de cassatieprocedure niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling met zich meebrachten, zoals vereist volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de man dan ook verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand zijn gebleven. Deze uitspraak bevestigt de verplichtingen van bijstandsontvangers en de mogelijkheden voor gemeenten om bijstandsbijdragen te vorderen.

Uitspraak

8 april 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/006HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE GEMEENTE EDAM-VOLENDAM,
gevestigd te Volendam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K.T.B. Salomons.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 8 maart 2002 ter griffie van de rechtbank te Haarlem ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de Gemeente - zich gewend tot die rechtbank en verzocht:
a. het totale bedrag dat verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - aan de Gemeente verschuldigd is vast te stellen op € 808,12 per maand;
b. de bijdrage in te laten gaan op 26 januari 2001;
c. de man te veroordelen dit bedrag te voldoen;
d. de man te veroordelen de ontstane achterstand van € 8.237,64, met betrekking tot de periode van 26 januari 2001 tot en met 30 november 2001 te voldoen, door betaling ineens van laatstgenoemd bedrag;
e. de man te veroordelen in de kosten van de wettelijke rente vanaf de datum dat hij in verzuim is;
f. de man te veroordelen in de kosten van het geding.
De man heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 24 september 2002 (wat het "verloop van de procedure" betreft hersteld bij beschikking van 15 oktober 2002) het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de Gemeente hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, Daarbij heeft zij verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen:
- dat de man aan de Gemeente met ingang van 26 januari 2001 een bijdrage in de kosten van bijstandsverlening aan de vrouw dient te voldoen een bedrag van € 808,12 per maand voor zolang de bijstandsverlening voortduurt met inachtneming van de wettelijke bepaling ten aanzien van de duur van de onderhoudsplicht;
- dat de achterstand in deze bijdrage tot en met november 2002 € 17.935,08 bedraagt;
- dat de achterstand terstond dient te worden voldaan;
- dat de kosten van eventuele betekening en executie van de beschikking voor rekening van de man komen.
Bij tussenbeschikking van 24 juli 2003 heeft het hof de beschikking waarvan beroep vernietigd en, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, de man in de gelegenheid gesteld nadere stukken over te leggen.
Het hof heeft bij eindbeschikking van 16 oktober 2003 de door de man aan de Gemeente te betalen verhaalsbijdrage ten behoeve van de vrouw met ingang van 26 januari 2001 bepaald op € 808,12 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, het meer of anders verzochte afgewezen, en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
Beide beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide beschikkingen van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 8 april 2005.