ECLI:NL:HR:2005:AS3596

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C03/193HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake huur- en pachtovereenkomst en cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een geschil tussen [eiser] en [verweerster] over de ontbinding van een huur- en pachtovereenkomst. De zaak begon met een dagvaarding door [A] B.V. op 3 juli 1997, waarin werd gevorderd dat de overeenkomst van 30 juni 1995 per 16 juli 1997 zou worden ontbonden. Tevens werd [eiser] en [verweerster] verzocht het gehuurde te ontruimen en achterstallige huur en gederfde opbrengsten te betalen. [Verweerster] nam een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [eiser], wat door de kantonrechter op 2 oktober 1997 werd toegestaan. Na een comparitie van partijen en een eindvonnis op 2 september 1999, waarin de vordering van [verweerster] werd toegewezen, ging [eiser] in hoger beroep bij de rechtbank te Rotterdam. De rechtbank bekrachtigde het vonnis op 29 januari 2003, waarna [eiser] cassatie instelde. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en verleende verstek tegen de niet verschenen [verweerster]. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekte tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk deed. [Eiser] werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van [verweerster].

Uitspraak

8 april 2005
Eerste Kamer
Nr. C03/193HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E.H.F. van 't Hoff,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
[A] B.V. heeft bij exploot van 3 juli 1997 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - en verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de kantonrechter te Rotterdam en, kort gezegd, gevorderd te bepalen dat de huur- en pachtovereenkomst tussen partijen van 30 juni 1995, per 16 juli 1997 wordt ontbonden, met veroordeling van [eiser] en [verweerster] het gehuurde te ontruimen en met veroordeling van hen tot betaling van achterstallige huur en gederfde speelautomatenopbrengsten, met rente en kosten.
[Verweerster] heeft een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [eiser] genomen.
Bij incidenteel vonnis van 2 oktober 1997 heeft de kantonrechter [verweerster] toegestaan om [eiser] in vrijwaring te dagvaarden.
Bij exploit van 10 november 1997 heeft [verweerster] [eiser] in vrijwaring gedagvaard voor de kantonrechter te Rotterdam en gevorderd [eiser] te veroordelen aan haar te voldoen al hetgeen waartoe zij als gedaagde in hoofdzaak ten behoeve van [A] wordt veroordeeld.
[Eiser] heeft de vordering in vrijwaring bestreden.
Na een ingevolge een tussenvonnis van 24 september 1998 op 20 oktober 1998 gehouden comparitie van partijen heeft de kantonrechter heeft bij eindvonnis van 2 september 1999 de vordering van [verweerster] toegewezen.
[Eiser] is van laatstgenoemd vonnis in hoger beroep gegaan bij de rechtbank te Rotterdam.
Bij vonnis van 29 januari 2003 heeft de rechtbank het bestreden vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en een rectificatie-exploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerster] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 8 april 2005.