ECLI:NL:HR:2005:AS3581
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Kapitaalsbelasting na remigratie vanuit non-EU-land
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X N.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 april 2003, betreffende de kapitaalsbelasting die op 31 januari 1997 door de belanghebbende is voldaan. De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de teruggaaf van deze belasting afgewezen, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door de belanghebbende zijn ingediend. Het eerste middel betreft de uitleg van artikel 34 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, waarbij het Hof oordeelt dat het vestigen in Nederland van een lichaam een belastbaar feit is voor de kapitaalsbelasting, tenzij het lichaam daarvoor in een EU-lidstaat was gevestigd. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en verklaart het middel ongegrond.
Het tweede middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat er geen ongeoorloofd onderscheid naar nationaliteit is. De Hoge Raad oordeelt dat het verschil in behandeling tussen vennootschappen uit de Nederlandse Antillen en Nederland gerechtvaardigd is, wat leidt tot ongegrondverklaring van dit middel.
Het derde middel betreft het verbod op beperkingen van kapitaalverkeer tussen lidstaten en derde landen. De Hoge Raad concludeert dat de nationale bepaling in overeenstemming is met de Europese richtlijn en ziet geen reden om een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie voor te leggen. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen termen voor een proceskostenveroordeling.