ECLI:NL:HR:2005:AS3544
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van de foutenleer bij de afname van de oudedagsreserve na staking van een onderneming
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de toepassing van de foutenleer met betrekking tot de oudedagsreserve van een belanghebbende die zijn onderneming in 1996 heeft gestaakt. De belanghebbende had in 1996 een oudedagsreserve gevormd van f 287.644, maar de Inspecteur hield bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996 geen rekening met deze reserve. In plaats daarvan werd de aanslag vastgesteld op een belastbaar inkomen van f 313.898. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar het Hof verklaarde het beroep ongegrond. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat de Inspecteur ten onrechte de oudedagsreserve in de heffing over het jaar 1998 heeft betrokken, omdat deze reserve in 1996 niet meer bestond. De Hoge Raad stelde vast dat de foutenleer niet van toepassing was, omdat de oudedagsreserve niet was gehandhaafd na het verstrijken van het jaar waarin deze tot de belastbare winst behoorde. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van f 79.719 (€ 36.175). Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de belanghebbende, die in totaal € 114,23 bedroegen, en de Staatssecretaris van Financiën werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de belastinginspecteur om zorgvuldig om te gaan met de toepassing van de foutenleer en de gevolgen van het niet handhaven van een oudedagsreserve bij de belastingheffing over latere jaren.