ECLI:NL:HR:2005:AS3252
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake diefstal en poging tot diefstal met bedreiging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 januari 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Rechtbank te Assen, dat op 19 november 2003 was gewezen. De aanvrager, geboren in 1958 en ten tijde van de indiening van de aanvrage gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Veenhuizen', had een herziening aangevraagd van zijn veroordeling tot 24 maanden gevangenisstraf voor meerdere diefstallen en pogingen tot diefstal, waarbij hij bedreiging met geweld had gepleegd. De Rechtbank had ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage tot herziening aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name art. 457 en 459 Sv. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet kon worden ontvangen, omdat de gestelde gronden voor herziening niet voldeden aan de vereisten die in de wet zijn gesteld. De aanvrager had geen nieuwe bewijsmiddelen aangedragen die konden aantonen dat er bij het eerdere onderzoek op de terechtzitting relevante informatie was gemist die mogelijk tot een andere uitkomst had geleid.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, waarmee de eerdere veroordeling van de Rechtbank in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is gepubliceerd op de website van de rechtspraak.