ECLI:NL:HR:2005:AS2746
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen met betrekking tot werkgeverschap en verschoonbaarheid van dwaling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1949 en wonende te [woonplaats], was eerder vrijgesproken door de Economische Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam, maar het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld. De verdachte werd beschuldigd van het laten verrichten van arbeid door vreemdelingen zonder de vereiste tewerkstellingsvergunning, in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Het hof had geoordeeld dat de verdachte als werkgever in de zin van de Wav moest worden aangemerkt, ondanks zijn verweer dat hij niet als zodanig kon worden beschouwd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de term 'werkgever' in de context van de Wav op juiste wijze had geïnterpreteerd en dat de verdachte niet verschoonbaar had gedwaald over de ongeoorloofdheid van zijn handelen. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de veroordeling van het hof, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot vier voorwaardelijke geldboetes van elk negenhonderd euro, met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak benadrukt de strikte handhaving van de Wav en de verantwoordelijkheden van werkgevers met betrekking tot de tewerkstelling van vreemdelingen.